Klimaatadaptatie is nodig en dat vergt véle miljarden, maar commerciële geldschieters vinden het vaak te riskant. Een nieuw Nederlands klimaatfonds zal 160 miljoen euro overheidsgeld gebruiken om toch privaat geld aan te trekken. Hoe gaat het DFCD werken? Een interview met FMO.
Nu de gevolgen van klimaatverandering wereldwijd toenemen, met tropische stormen, overstromingen, droogte en bosbranden, wordt de noodzaak om mensen daartegen te beschermen steeds groter. Maar aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering – kortweg: klimaatadaptatie – vraagt veel geld dat er nog veel te weinig is, zegt Charissa Bosma, medewerkster voor klimaatfinanciering bij de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.
‘In de financiële markt’, zegt ze, ‘zijn investeringen van commerciële investeerders in zonnepanelen en windenergie de laatste jaren in een versnelling gekomen – ook in ontwikkelingslanden. Dat zijn projecten die gaan om mitigatie: het tegengaan van klimaatverandering door de hoeveelheid broeikasgassen te beperken.
‘Maar de commerciële investeringen in adaptatie blijven achter. Wereldwijd is er 22 miljard dollar per jaar voor adaptatieprojecten in ontwikkelingslanden, terwijl er een investeringsbehoefte is van 140 tot driehonderd miljard per jaar.’
Het blijkt uit cijfers van de Verenigde Naties. Bij projecten voor klimaatadaptatie gaat het bijvoorbeeld om klimaatslimme landbouw: zaden van gewassen die beter tegen droogte bestand zijn of training van boeren over omgang met droogte. Maar het kan ook gaan om het aanleggen van een dam of het behoud van mangrove om de kust te beschermen tegen zeespiegelstijging.
Investeren in klimaatadaptatie is niet alleen nodig om mensenlevens te redden, het loont op termijn ook economisch. De Global Commission on Adaptation, waarin onder anderen voormalig VN-chef Ban Ki-moon en filantroop Bill Gates zitten, bracht op 10 september een rapport uit dat stelt dat die investeringen zich vier keer uitbetalen.
Als er tussen 2020 en ’30 wereldwijd 1,8 biljoen dollar in adaptatie wordt geïnvesteerd op het vlak van vroegtijdige signalering, klimaatweerbare infrastructuur, slimmere landbouw, bescherming van mangroven en beter waterbeheer, dan leidt dat tot 7,1 biljoen dollar aan voordelen.
De reden dat private investeringen in klimaatadaptatie desondanks achterblijven, zegt Bosma, is niet alleen dat er niet genoeg geld is: ‘Er zijn ook niet genoeg adaptatieprojecten om te financieren met privaat geld.’ De projecten die er wel zijn, hebben een te laag rendement en zijn te riskant voor commerciële investeerders. ‘En daardoor is er niet genoeg privaat geld voor klimaatadaptatie.’
Het klimaatfonds
Het nieuwe Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), waarvan de eerste projecten binnenkort van start gaan, wil daaraan werken. Het fonds werd al genoemd in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte IIIen krijgt 160 miljoen euro te besteden over de periode 2019-’22.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken schreef een aanbesteding uit voor het fondsbeheer, die in mei dit jaar werd gewonnen door ontwikkelingsbank FMO, samen met ontwikkelingsorganisatie SNV, het Wereld Natuur Fonds (WWF) en Climate Fund Managers – dat een dochteronderneming van FMOis, in een joint venturemet een grote Zuid-Afrikaanse bank en verzekeraar.
Het doel dat het klimaatfonds van Buitenlandse Zaken meekreeg is het bevorderen van ‘klimaatbestendige economische groei’. Het gaat om adaptatie en mitigatie, maar de hoofdmoot moet adaptatie zijn. Het fonds moet met name het welzijn, de economische voorspoed en het levensonderhoud van kwetsbare groepen verbeteren – vooral van vrouwen en kinderen.
Ook moet het fonds ecosystemen beschermen, zoals rivierbekkens, tropisch regenwoud, moerassen en mangroven. Behoud van die ecosystemen moet de gemeenschappen die daarin of dichtbij leven beter beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Van idee tot bedrijf
Het DFCDzal dat op twee manieren doen, legt Bosma uit: nieuwe adaptatieprojecten ontwikkelen en privaat geld mobiliseren om ze te financieren. SNVen het Wereld Natuur Fonds krijgen de leiding bij het eerste onderdeel.
‘Zij hebben kennis en kunde op dit gebied’, zegt Bosma, ‘en kennen de situatie in het veld goed. Er zijn veel projectideeën, maar die moeten nog uitgewerkt worden tot verdienmodellen en tot een bedrijf dat zichzelf staande kan houden.
‘Ook zijn er startende bedrijven op het gebied van adaptatie of mitigatie, maar die zijn nog niet bankable’, wat wil zeggen dat het risico voor een investering in het bedrijf nog te groot is. ‘Het zijn vaak technologieën of bedrijfsmodellen die nog niet elders getest zijn, meestal heel kleine projecten.’
SNVen WWFgaan deze projecten en startende bedrijven ondersteuning bieden bij het maken van een goed verdienmodel en bedrijfsplan en begeleiden in het opschalen van het project. Het fonds zet hiervoor technische assistentie en giften in. Zodra een project in aanmerking komt voor commerciële financiering, is dit onderdeel van het fonds klaar en schuift het project door naar het volgende onderdeel.
Gemengde financiering
Het tweede onderdeel van het klimaatfonds wordt geleid door FMOen Climate Fund Managers en is een investeringsfonds, waarvan de investeringen uiteindelijk terug moeten komen. Dit onderdeel draait om het aantrekken van zoveel mogelijk commercieel kapitaal voor klimaatfinanciering.
‘Er zijn nog maar weinig commerciële investeringen in klimaatadaptatie,’ zegt Bosma, ‘omdat het risico van dit soort projecten hoog is, zeker in ontwikkelingslanden. Daarom zullen we het geld van Buitenlandse Zaken inzetten als risicokapitaal, om daarmee meer commercieel geld aan te trekken.’
Dat gebeurt via een zogeheten blended capital–structuur. Het overheidsgeld en het geld van een commerciële partij wordt bij elkaar gezet, daarvan wordt een project gefinancierd, maar de publieke partij draagt meer risico dan de private. Het klimaatfonds neemt het ‘eerste verlies’.
‘Je geeft een risicobuffer aan de commerciële partij’, zegt Bosma. ‘Daarmee maak je slim gebruik van de verschillende mate waarin partijen rendement verwachten en risico kunnen en willen dragen. Door dit fonds op te richten combineren we die twee partijen en daardoor kunnen we met 160 miljoen uiteindelijk veel meer investeringen doen.’ Het fonds mikt op een totale investeringswaarde van tussen de vijfhonderd miljoen en één miljard euro.
Een deel van het investeringsfonds zal investeren in waterprojecten. Dit onderdeel staat onder leiding van Climate Fund Managers, dat een aantal jaar geleden al het fonds Climate Investor One heeft opgericht, waarmee het op dezelfde manier commercieel kapitaal aantrekt en investeert in hernieuwbare energie in opkomende economieën en ontwikkelingslanden.
Het nieuwe investeringsfonds heet Climate Investor Two en zal waterprojecten van enkele tientallen miljoenen euro’s financieren, in kustbescherming, afvalwaterzuivering of sanitatie. ‘Er moet wel een verdienmodel in zitten’, zegt Bosma. ‘Afvalwaterzuivering kan de industrie geld opleveren.’ Efficiënter gebruik van water maakt dat de streek zuiniger met water omgaat – en dus beter bestand is tegen droogte als gevolg van klimaatverandering.
FMOzelf krijgt de leiding over een tweede investeringsfonds, dat zich richt op landgebruik. Het zal op dezelfde manier commerciële investeringen aantrekkelijker maken met publieke middelen, maar dan in projecten van tussen de twee en zeven miljoen euro op het gebied van (bos)landbouw: behoud van bos in landbouwgebieden waarbij bewoners een bron van inkomsten hebben uit het bos, bijvoorbeeld, of gebruik van klimaatresistente zaden of slimmere irrigatie door boeren. Het klimaatfonds zal projecten financieren door leningen te geven of aandelen te kopen.
Samenwerking in landschappen
Het klimaatfonds gaat werken binnen landschappen, wat de samenwerking tussen de verschillende managers van het fonds – FMO, SNV, WWFen CFM– moet stimuleren.
In plaats van zich te richten op landen, kijkt het fonds naar landschappen – een landschap vormt een eenheid doordat het met dezelfde klimaateffecten te maken heeft, bijvoorbeeld een rivierbedding of een droge regio.
‘We kiezen een aantal landschappen uit’, zegt Bosma, ‘en kijken met de andere partijen in het consortium hoe we elkaar daarbinnen kunnen versterken.’ Een voorbeeld is de Kafuevlakte in Zambia, in het stroomgebied van de Zambezirivier. In de rivier wordt elektriciteit opgewekt voor de helft van de bevolking en ze is ook belangrijk voor drinkwater.
Projecten van het WWFom de natuur in het gebied te behouden, zorgen ervoor dat er voldoende water in de rivier blijft. De natuurbescherming vraagt om publieke financiering, maar het gaat samen met een project om afvalwater te zuiveren en dat kan wel commercieel draaien. Bovendien leidt het behoud van water door het natuurbeheer en de afvalwaterzuivering tot nieuwe investeringsmogelijkheden in de landbouw en visteelt.
Bosma: ‘Wij streven naar een samenspel tussen commercieel en publiek gefinancierde projecten. Met een publieke investering kan een private investering mogelijk gemaakt worden en omgekeerd kunnen private investeringen de publieke investeringsagenda in een landschap aanjagen. Door de landschapsbenadering zie je dat er in heel het gebied verbeteringen komen, ook in het bestuur.’
Het DFCDgaat zich niet direct bezighouden met publieke investeringen van overheden in klimaatadaptatie. Aan de andere kant mag het DFCDook alleen financieren waar de financiële markt dat zelf nog niet kan.
Bosma: ‘We hopen dat we door de samenwerking met SNVen WWFen hun sterke lokale netwerk lokale kansen en ideeën kunnen omzetten in projecten die privaat kapitaal kunnen aantrekken. En wellicht kan deze werkwijze van dit Nederlandse klimaatfonds inspiratie bieden voor andere klimaatfondsen en -financiers, zoals het Green Climate Fund (GCF) van de VN.’
Kritiek
Het Green Climate Fund is een groot internationaal investeringsfonds waarin de landen die het Akkoord van Parijs ondertekenden geld storten voor klimaatfinanciering. Het fonds krijgt veel kritiek, onder meer van Both Ends, omdat het te weinig financiering voor lokale gemeenschappen en kleinschalige projecten zou geven.
Alleen grote projecten zouden in aanmerking komen, waardoor de mensen die het meest klimaatfinanciering nodig hebben – de kwetsbare mensen die getroffen worden door klimaatverandering – niet betrokken worden bij de vorming van projecten en er dus onvoldoende van profiteren.
Bosma: ‘Toekenning van financiering gaat bij het Green Climate Fund via een complexe top-downprocedure, waarin de landen die geld bijdragen ook wat te zeggen hebben over welke projecten gefinancierd worden en welke niet.
‘Door de ingewikkelde procedure, maar ook door het gebrek aan lokale inbedding, heeft het GCFmoeite om goede – waaronder ook kleine en innovatieve – projecten te vinden die voor financiering in aanmerking komen.’
De benadering van het Nederlandse klimaatfonds is heel anders: ‘Het is ons doel om juist deze kwetsbare groepen te bereiken’, zegt Bosma. ‘In onze selectie van investeringen is het een vereiste dat het project impact heeft op arme mensen en kwetsbare groepen en dat ze ook betrokken worden bij het opstellen van het projectvoorstel.’
Bosma zegt ook te rekenen op de ervaring van SNVen WWF. ‘Beide hebben veel lokale kennis en ervaring, dat is een van de redenen dat we met hen willen samenwerken.’
Bosma zegt dat de markt van financiering voor klimaatadaptatie een uitdagende markt is. Bestaat er een spanning tussen het doel om zoveel mogelijk private financiering te vinden en het doel om projecten aan kwetsbare mensen ten goede te laten komen?
‘We zullen altijd op zoek zijn naar allebei’, zegt ze. ‘Een project moet bankablezijn om voor financiering in aanmerking te komen, maar zonder impact op de kwetsbare groepen of arme bevolking is het voor ons geen geschikt project.
‘Soms zal het makkelijker zijn om voor een van beide te gaan, maar ons gaat het juist om de combinatie – en dat zal zoeken zijn. Maar we zijn ervan overtuigd dat we die kansen juist kunnen vinden bij de mensen die het meest lijden onder klimaatverandering.’
Het fonds wil door de samenwerking tussen een financiële instelling, een ontwikkelingsbank, een natuurorganisatie en een ontwikkelingsorganisatie een nieuwe manier van klimaatfinanciering ontwikkelen.
Bosma: ‘We willen laten zien dat het werkt – en ook dat privaat kapitaal kan bijdragen aan dit soort doelen. We hopen dat het fonds een katalysator wordt van deze nieuwe aanpak.’
Kom op 20 september naar Pakhuis de Zwijger en praat mee over de vergeten klimaattafel.
Programma Partindag 2023 verbreedt jouw blik
Het programma van de Partindag is bekend. Ook dit jaar verbreedt deze dag jouw blik. Hans Beerends, Ellen Mangnus, Marc Broere en Danielle Hirsch trappen de dag af. Het drietal Beerends, Mangnus en Broere werpt het licht op 50 jaar mondiaal activisme en Hirsch gaat in een gesproken column in op hoe informatie tot verandering kan leiden. En er is keuze uit 10 workshops. Voor ieder wat wils. De Partindag is op zaterdag 30 september in Nijkerk en begint om 10.00. Dit jaar georganiseerd Partin de ontmoetingsdag samen met Vice Versa.
Lees artikelDe klimaattop van Nairobi: een gedeeld Afrikaans bericht
Bij een historische samenkomst van Afrikaanse leiders op de Keniaanse top hebben ze de Verklaring van Nairobi uitgegeven: een oproep om klimaatverandering wereldwijd tegen te gaan, met Afrika als belangrijke speler in het midden gepositioneerd.
Lees artikelOp de bres voor de kleine boer
‘Wie in Afrika woont,’ stelt Shungu Kanyemba, ‘weet dat tachtig procent van onze bevolking van economische activiteiten uit het achterland afhankelijk is. We hebben allemaal wel een neef die nog steeds op het platteland werkt, als boer, en elke keer als je er langsgaat realiseer je je dat het leven er niet verandert. Ze maken de bakstenen nog *altijd op dezelfde manier! En dàt mag weleens omgegooid worden.’
Lees artikel