Door:
Siri Lijfering

10 december 2019

Tags

De olie-industrie levert de Nigeriaanse staat miljarden op, maar de bevolking van de Nigerdelta ziet haast niets ervan terug en lijdt zeer onder de vervuiling. De lokale koning daagt Shell voor de rechter en twee strategische partnerschappen gaan de problemen te lijf. Vandaag: deel één.

Het is vroeg in de ochtend als we vanuit Port Harcourt naar de Nigerdelta in het zuiden vertrekken. Naarmate we verder de stad uitrijden, verandert het landschap; huizen en winkels maken plaats voor tankstations, raffinaderijen en controleposten van de politie. Honderden olietankervrachtwagens rijden ons tegemoet.

‘Het meeste is voor de export’, zegt Celestine AkpoBari, milieuactivist, oprichter van het Ogoni-solidariteitsforum en vandaag mijn gids in de Delta. ‘Omdat de kwaliteit van raffinaderijen in Nigeria erg slecht is, wordt de ruwe olie naar het buitenland – vooral naar Europa – geëxporteerd, om als verwerkte benzine terug te keren.

‘De benzine wordt door de overheid hevig gesubsidieerd, zodat de bewoners het gevoel hebben nog íets aan dit alles over houden – dat is de enige reden dat de benzine hier goedkoper is.’

Sinds de ontdekking van olie in de jaren vijftig is de Nigerdelta het toneel van een machtsstrijd van grote internationale oliebedrijven, de overheid en rebellen. Tijdens de hoogtijdagen van de olieproductie waren er meer dan tweehonderd multinationals in het gebied gevestigd, de hoogste concentratie internationale bedrijven van het land.

Nog steeds worden er dagelijks ruim twee miljoen vaten olie uit de grond gepompt met een waarde van 120 miljoen dollar, zo’n 95 procent van alle exportinkomsten. Maar de regio zelf ziet weinig ervan terug. De bevolking wordt gekenmerkt door grote armoede en hoge werkloosheid, slechts een derde heeft toegang tot stroom en schoon drinkwater en het gebied kent de hoogste hiv-infectiegraad van het land.

Van oudsher leefde de Ogoni-bevolking in de Delta van landbouw en visserij, met mangrovebossen als perfecte habitat voor rivierkreeft en andere schelpdieren. Dat is nu voorbij; door grootschalige olielekken is de vis uit de regio verdwenen en is de grond onvruchtbaar geworden.


Koning Bebe

Koning Godwin Bebe Okpabi

Een van de zwaarst getroffen gebieden is de plaats die we vandaag bezoeken: Ogale, dat sinds het begin van de olie-industrie meer dan veertig grote lekken te verduren kreeg. We zijn uitgenodigd door de lokale koning: Godwin Bebe Okpabi – of kortweg koning Bebe, zoals hij zich voorstelt.

Gekleed in een traditioneel, groen gewaad, met grote gouden kettingen en broches, ontvangt hij ons in zijn imposante paleis, waar meubels van rood pluche en witte zuilen de marmeren vloeren bekleden. Hij vertelt dat hij momenteel in Londen in een rechtszaak is verwikkeld tegen Shell, dat hij verantwoordelijk houdt voor de ecologische degradatie van zijn koninkrijk.

‘Toen ik opgroeide in de jaren zestig’, zegt hij, ‘was Shell hier al aan het boren. Al die tijd heeft het flink aan ons land verdiend – en wat hebben wij eraan overgehouden? Niets dan vervuiling en verwoesting van ons land.’

Deze rechtszaak is een van de vele die door de jaren heen tegen Shell zijn aangespannen. De verslagen lezen als een thriller: afpersing, geweld en grootschalige corruptie wordt het Brits-Nederlandse concern ten laste gelegd. De geopenbaarde e-mails tussen Shell-directeuren en de Nigeriaanse overheid geven niet alleen een kijkje in het ondoorzichtige beleid van de olie-industrie, maar ook van de macht die een bedrijf als Shell heeft.

Dure advocaten schuiven consequent de schuld af op het mismanagement van de Nigeriaanse dochtermaatschappij SPDC (Shell Petroleum Development Company) of op de gemeenschap, die de lekken zelf zou hebben veroorzaakt door oliediefstal en sabotage. Als dat niet lukt, gaan ze in hoger beroep – waarmee ze Shell uitstel van betaling verschaffen, in een van de zaken al jarenlang.

Toch is de koning hoopvol gestemd en is hij blij dat de zaak nu wordt voorgedragen aan het hogere gerechtshof van het Verenigd Koninkrijk. ‘De invloed van Shell op de politiek en de rechtstaat van Nigeria’, zegt hij, ‘is zó groot dat we geen vertrouwen hebben in een eerlijk proces in ons thuisland. Hopelijk krijgen we in Londen wel een kans.’

De koning put vertrouwen uit een eerdere zaak, die een groep uit de Nigerdelta in Londen tegen het bedrijf aanspande. Na een langslepend juridisch proces wist de Bodo-gemeenschap voor zeventig miljoen euro aan compensatie binnen te halen èn een belofte voor grote schoonmaak van de vervuiling, veroorzaakt door olielekken in 2008 en ’09.


Zware vervuiling

Na vele jaren van actievoeren is de schoonmaak ook in de rest van Ogoniland begonnen. De operatie wordt geleid door het Hydrocarbon Pollution Remediation Project, een speciaal opgerichte afdeling binnen het ministerie van Milieu. Het is gebaseerd op de aanbevelingen uit het door het VN-Milieuprogramma gepubliceerde rapport Environmental Assessment of Ogoniland, uit 2011.

Dat rapport was een monumentale stap voor de Ogoni-bewoners, meent Celestine AkpoBari: ‘Eindelijk werden de problemen die we al jaren aankaartten serieus genomen en was er feitelijk bewijs voor de verwoesting van ons leefgebied.’

De conclusies waren niet mals: zware vervuiling van land en grondwater, dat zelfs veertig jaar na een olielek nog te detecteren is en tot meer dan vijf meter diep in de grond zit. Drinkwater met hoge concentraties benzeen, een zeer giftig en kankerverwekkend gas, en andere verontreinigende stoffen, waaronder koolwaterstofniveaus tot wel duizend keer de toegestane hoeveelheid. Deze laatste statistiek is gebaseerd op metingen hier in Ogale, dat volgens het VN-onderzoek het zwaarst getroffen is.

Met de zegen van de koning en in het gezelschap van zijn jeugdleider Noble Nwolu bezoeken we het gebied, op een steenworp van het paleis. Een bord langs de weg waarschuwt: ‘Vervuild gebied: betreden op eigen risico.’ Een paar huizen staan aan de rand van een drassig grasland, verder is het verlaten.

Noble Nwolu op de meest vervuilde plaats in de Niger Delta

Hoe dichterbij we komen, des te sterker de oliegeur wordt en een laagje olie op het water weerspiegelt het zonlicht in een regenboog van kleuren. Nwolu laat een oliepijpleiding zien die direct uitkomt op het water. Met zijn vinger schraapt hij een deel los, een testament van hoe poreus ze is.

‘Hoe kun je denken aan schoonmaken als er nog steeds olie lekt?’ vraagt hij retorisch. ‘We hebben al zo vaak gezegd dat deze leidingen aan vervanging toe zijn, maar niemand luistert.’ Nwolu denkt dat het niet alleen een kwestie van verwaarlozing is, maar ook van fraude.

‘Niet lang geleden liepen we hier en zagen we jongens die illegaal olie aftapten. Ze vertelden dat ze waren getipt door het oliebedrijf dat de leiding hier het zwakst was. Het oliebedrijf kon zo makkelijk de schuld geven aan de vandalen, terwijl zij op hetzelfde moment het honderdvoudige stal.’ Waarna hij verzucht: ‘Dàt is zakendoen in de Delta.’

Op de terugweg naar het paleis gaan we langs bij de oma van Nwolu. Ze werd een aantal jaar geleden ineens blind door het water waarmee ze zich waste – en ze is niet de enige, vertelt hij: in de laatste tien jaar kregen veel bewoners last van vreemde huidziekten en onverklaarbare huiduitslag en is het sterftecijfer onder baby’s verveelvoudigd.

‘Op basis van het VN-rapport was ons schoon drinkwater beloofd, zodat we niet meer met vervuild water hoefden te wassen en te koken’, zegt Nwolu. ‘Er zijn toen een paar watertanks geleverd, maar die zijn nooit ververst, waardoor men na een aantal maanden weer genoodzaakt was het vervuilde water te gebruiken.’

Hij neemt ons mee naar een pomp achter het huis, waarmee hij een emmer water uit de grond haalt. Zelfs van een afstandje heeft het water een scherpe geur en prikt het in mijn neus en ogen. Alleen al van het ruiken heb ik de rest van de dag hoofdpijn.


Werk voor dertig jaar

Hoewel Ogale als prioriteitsregio in het rapport is genoemd, is de schoonmaak er nog niet begonnen. Omdat de vervuiling hier diep in het grondwater zit, is het technisch moeilijker schoon te maken en besloot de overheid met de makkelijker op te ruimen vervuiling te beginnen.

Zoals aan de andere kant van de snelweg, waar de werkmannen net aan hun dag zijn begonnen. We worden rondgeleid door Victor Fineface, de locatiemanager van het schoonmaakbedrijf. Op een oppervlakte van een half voetbalveld zijn zo’n dertig jonge mannen met gele laarzen aan het werk. Fineface legt uit dat ze bezig zijn met de eerste fase: de bovenlaag van de grond wordt uitgegraven en gereinigd.

Het VN-Milieuprogramma schat dat het totale proces in Ogoniland tegen de dertig jaar zal duren en eenmaal op locatie begrijp ik waarom: het grootste deel wordt met de hand gedaan, driftig scheppen de werkmannen het zand in een container. Voor het grotere werk is er één graafmachine beschikbaar.

De timing is evenmin ideaal. Zo is het bedrijf hier in februari van start gegaan, maar komt het werk met het aankomende regenseizoen na een paar maanden alweer stil te liggen. Ook vandaag kondigt een donderslag een hevige bui aan en het duurt niet lang of de regen valt met bakken uit de lucht. ‘Dat was het weer voor vandaag’, kondigt Fineface aan. Als we terugrijden naar Port Harcourt, zie ik hem en de werkers teruglopen naar de overdekking, om te schuilen.

De schoonmaak van de Delta is sinds februari 2019 gaande


Wederzijds wantrouwen

‘Het proces duurt lang, maar het is tenminste begonnen en dat is al heel wat, als je de geschiedenis van de Delta kent’, reflecteert Akin Oke, regionaal manager van de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie Cordaid, als ik hem verslag doe van mijn bezoek.

Oke coördineert het strategisch partnerschap Restoring the Social Contract, waarin Cordaid samen met zeven Nigeriaanse partners werkt aan het versterken van het lokale maatschappelijk middenveld, om toezicht te houden op de schoonmaak. Het doel van het partnerschap is alle belanghebbende partijen aan tafel te krijgen en samen te werken om de Ogoni-regio weer leefbaar te maken.

‘Toen we hiermee begonnen,’ zegt hij, ‘was het vertrouwen tussen de bevolking, de overheid en de olie-industrie op meerdere vlakken gebroken. De mensen vertrouwden de beloften van de industrie en de overheid niet, omdat die al te vaak niet waren nagekomen. De oliebedrijven vertrouwden op hun beurt de bevolking niet, omdat er sprake was van sabotage van pijpleidingen, van geweld en ontvoering, en ze vertrouwden het de overheid niet toe het geld verantwoordelijk te besteden.

‘Door dit wederzijdse wantrouwen ontstond er een impasse en kwam het proces stil te liggen. Met ons partnerschap proberen we het wantrouwen te doorbreken, zodat we weer vóórwaarts kunnen. Dat gebeurt niet van de ene op de andere dag en het vergt veel geduld; terwijl we eerst met elkaar vochten, moeten we nu samenwerken. Dat is niet eenvoudig.’

Een voordeel van het partnerschap is volgens Oke dat je op meerdere niveaus tegelijk kunt opereren. ‘Het is zo’n ingewikkeld project, in zo’n moeilijke context… dat moet je niet als organisatie alléén willen aanpakken. Door samen te werken met lokale partners en de Nederlandse overheid zijn we diep in de gemeenschap geworteld èn kunnen we aandacht voor het thema vragen op nationaal en mondiaal niveau – zo kun je een verschil maken.’


Keerpunt in de geschiedenis

Een van de centrale organisaties is de Movement for the Survival of the Ogoni People (MOSOP), een van de grootste sociale bewegingen van Nigeria. Ze is in 1990 opgericht om de rechten van de Ogoni-gemeenschap te beschermen en kreeg wereldwijde bekendheid door een geweldloze demonstratie tegen Shell, waarop een vergeldingsactie van het leger volgde en meer dan tachtig mensen om het leven kwamen.

Niet lang daarna werden oprichter Ken Saro Wiwa en acht andere kopstukken – een groep die bekend werd als de ‘Ogoni 9’ – opgepakt en geëxecuteerd, wat tot wereldwijde verontwaardiging en protesten leidde. Legborsi Saro Pyagbara, de huidige MOSOP-directeur, was een van de leiders van het protest in 1993.

‘Het was een van de mooiste èn meest trieste momenten in mijn leven’, zegt hij, terwijl hij op het puntje van zijn stoel gaat zitten. ‘Ik zag twee van mijn vrienden voor mijn ogen worden neergeschoten en huizen in mijn dorp in de fik staan. Tegelijk voelde ik dat we op een keerpunt in de geschiedenis stonden en besloot ik op dat moment mijn leven aan de strijd voor mijn gemeenschap te wijden.’

Hoewel Pyagbara zijn wilde haren een beetje is verloren, staat hij als het moet nog steeds vooraan. In 2013 wist hij met MOSOP meer dan tweehonderdduizend mensen te mobiliseren voor een demonstratie tegen de overheid, omdat uitvoering van het VN-rapport uitbleef. Hij ziet het als zijn taak in het partnerschap om toezicht te houden op naleving van de beloften door overheid en industrie.

‘Het gaat om méér dan alleen schoonmaken’, zegt hij. ‘Het gaat om wederopbouw van een gemeenschap met schoon drinkwater, goede gezondheidszorg, elektriciteit en werk.’ Tegelijkertijd wil hij de verwachtingen van de gemeenschap goed managen.

‘In het begin van het proces leefden er veel misvattingen en dachten mensen dat ze grote sommen geld ter compensatie zouden krijgen. Samen met de anderen in het partnerschap voerden we campagne met bijeenkomsten en een radioprogramma, om meer informatie te geven over waarop men wel en niet kon rekenen. Dat was van groot belang: door verkeerde verwachtingen komt er onvrede en met onvrede komt er geweld.’

Het blijkt dat de strijd nog niet is gestreden als Pyagbara vertelt dat er nu gesprekken gaande zijn over het opnieuw openstellen van een lokaal olieveld: OML11. ‘Daar zit toch niemand op te wachten?’ vraag ik hem. ‘Nou, dus wel’, verzucht hij.

‘Mijn generatie weet nog hoe het was om buiten te spelen en hoe lekker de vis smaakte die onze moeder ving en de yam die ze teelde. De jeugd kent Ogoniland alleen maar als vervuild land zonder werk. Ze ziet openstelling van de olievelden als een kans op economische ontwikkeling en op een baan, maar ik geloof niet dat het de oplossing is.

‘Het gaat voorbij aan de decennialange strijd die we voerden en aan de hoge prijs die we ervoor betaald hebben: de meer dan tweeduizend mensen die we verloren. Als we Ogoniland een toekomst willen geven, moeten we sterk blijven staan en de jeugd hoop geven, zodat ze de strijd zal voortzetten.’

De barricaden op

Het is een boodschap die het partnerschap ter harte neemt, meent Akin Oke, van Cordaid: ‘Om herhaling van alle ellende te voorkomen, moeten we duurzame alternatieven vinden die jongeren een kans op een inkomen geven, zonder dat het ten koste gaat van de natuur. We blijven in gesprek met de overheid, om het thema op de agenda te houden en het beleid te kunnen beïnvloeden.’

Dat laatste is soms lastig, erkent Oke: ‘Omdat we samenwerken met zulke diverse partners, met ieder een eigen manier van werken, zijn we het niet altijd eens over de benadering. Sommige partners willen de confrontatie aangaan, andere kiezen liever voor diplomatie.

‘Binnen het partnerschap proberen we een balans erin te vinden; als iets ècht niet klopt, zoals een bewering van een politicus op televisie, dan gaan we de barricaden op. Maar als het gaat om plannen voor de schoonmaak, dan heb je soms meer succes als je achter gesloten deuren spreekt. Dat is steeds een strategische keuze.

‘Een goed partnerschap’, besluit Oke, ‘is elkaar versterken waar mogelijk, maar elkaar de ruimte geven om jezelf te blijven.’

Het strategisch partnerschap Restoring the Social Contract is een samenwerking tussen Cordaid (penvoerder) en het ministerie van Buitenlandse Zaken en speelt zich af in zes landen: de DR Congo, Burundi, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Afghanistan, Zuid-Soedan en Nigeria. In het laatste land werkt Cordaid samen met de Movement for the Survival of the Ogoni People (MOSOP), het Kebetkache Women’s Development & Resource Centre, het Centre for Environment, Human Rights and Development (CEHRD), Publish What You Pay Nigeria (PWYP), het African Centre for Leadership, Strategy and Development (Centre LSD), het Civil Society Legislative Advocacy Centre (CISLAC) en het FACE Initiative. Buitenlandse Zaken financiert het programma met 6,9 miljoen euro

 https://viceversaonline.nl/site/wp-content/uploads/2018/09/perry-grone-732606-unsplash-scaled.jpg

In 2016 werd het programma ‘Samenspraak en Tegenspraak’ gelanceerd, waarmee de Nederlandse overheid zich inzet voor een krachtig en onafhankelijk maatschappelijke middenveld in lage- en lage middeninkomenslanden en maatschappelijke organisaties ondersteunt in hun rol van waakhond en als constructieve speler in duurzame ontwikkelingsprocessen. De totale financiële bijdrage bedroeg  925 miljoen euro voor 25 allianties van maatschappelijke organisaties voor een periode van vijf jaar. Binnen deze allianties zijn in totaal 61 organisaties betrokken, werkzaam in zo’n zestig landen, in strategisch partnerschap met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De komende zes weken brengt Vice Versa achtergrondverhalen en reportages over deze strategische partnerschappen uit Nigeria, Myanmar, Guatemala en Mali. Hoe gingen de partnerschappen te werk en op welke wijze werd er een verschil gemaakt? En wat zijn de geleerde lessen?

‘Samenspraak en Tegenspraak: de oogst’ is een samenwerking tussen Vice Versa en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Afstemmen met Afrika

Door Ruerd Ruben | 06 juni 2023

 Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.

Lees artikel

David Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden

Door Yvonne van Driel | 05 juni 2023

Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.

Lees artikel

Pinksterzaterdag op de A12

Door Hans Beerends | 31 mei 2023

Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’

Lees artikel