De snelgroeiende textielsector in Myanmar biedt werk aan een half miljoen vrouwen, maar de jonge democratie mist heldere wetgeving om de rechten van werknemers te beschermen – en vakbonden worden gedwarsboomd door zowel bedrijven als de overheid. Op bezoek bij een bond, een ngo en in een fabriek voor het strategisch partnerschap Garment Supply Chain Transformation.
Cherry Htwe werkt sinds kort bij de nieuwe kledingfabriek in haar wijk en verdient veel minder dan het wettelijk minimumloon. ‘Na vier maanden krijgen we nog steeds maar drieduizend kyat per dag (ofwel: 1,80 euro), terwijl ons is beloofd dat we na onze proeftijd het minimumloon van 4.800 kyat zouden krijgen’, vertelt ze verontwaardigd. Drieduizend kyat is het loon voor werknemers in opleiding, legt ze uit.
Terwijl zij en haar collega’s al ruime ervaring hebben èn ze verplichte overuren moeten draaien om hun productiedoelen te halen. Voor een avond overwerk krijgen ze slechts vierhonderd kyat. De werknemers zijn het zat en klaagden bij de personeelsafdeling. Nu dreigen ze te worden ontslagen.
Cherry Htwe en haar collega’s zijn naar het kantoor van de landelijke vakbondsfederatie Myanmar Infrastructure, Craft and Service (MICS) gekomen om advies te vragen. In een woonhuis dat als hoofdkwartier dient, spreek ik met de secretaris en verschillende leiders van fabrieksvakbonden over de problemen op de werkvloer en hun opties om de situatie te verbeteren.
Tijdens het gesprek raak ik steeds meer onder de indruk van hun moed. Hoewel de jonge mannen en vrouwen makkelijk in een andere fabriek aan de slag kunnen, geven ze de strijd niet op: ze willen voor hun collega’s betere omstandigheden bewerkstelligen.
De problemen van Cherry Htwe en haar collega’s zijn niet uniek, blijkt uit cijfers van de ngo Apheda, die het afgelopen jaar 265 arbeidsconflicten in de textielsector documenteerde. ‘Meestal gaat het om ontslag van vakbondsleiders en de schending van werknemersrechten, zoals ziekteverlof, vakantie en het wettelijk minimumloon’, zegt Apheda-directeur Wulan Dari.
Apheda werkt als lokale partner van Mondiaal FNV binnen het strategisch partnerschap voor Garment Supply Chain Transformation – ofwel: transformatie van de kledingketen – aan versterking van de vakbondspositie in Myanmar. Ze documenteert de misstanden en geschillen op de werkvloer en pleit bij het ministerie van Arbeid voor betere regelgeving voor conflictbemiddeling. Binnen hetzelfde partnerschap werkt de Fair Wear Foundation met kledingmerken en fabrieken aan verbetering van arbeidsomstandigheden.
Op basis van audits doet Fair Wear aanbevelingen voor verbetering, die de fabrieken samen met de bij Fair Wear aangesloten merken moeten doorvoeren. De audits vormen het begin van een samenwerking; het doorvoeren gebeurt in overleg en met ondersteuning van Fair Wear. De stichting geeft ook training aan fabriekspersoneel over haar Fair Wear Code of Labour Practices en werknemers kunnen schending van hun rechten doorgeven via een klachtenlijn.
Stappen aan de zijde van fabriekseigenaren
De meeste textielfabrieken zijn in handen van Chinese eigenaren. Zij hebben hun productie verplaatst naar Myanmar of nemen als onderaannemer orders van Chinese fabrieken over die hun productie niet op tijd dreigen af te krijgen. Zulke klussen zijn altijd ad hoc, waardoor werkgevers hun personeel geen vaste contracten en zekerheid kunnen bieden.
Parlementslid Saw Tin Win van de populaire Nationale Liga voor Democratie maakt zich zorgen. Volgens hem is het gebrek aan betrouwbare en stabiele afnemers een van de voornaamste oorzaken van de problemen in de textielsector. Hij hoopt dat Myanmar net als zijn buurlanden meer direct voor westerse merken kan gaan produceren.
‘Op de labels van de kleding die door onderaannemers wordt gemaakt, staat nu “Made in China” – het moet “Made in Myanmar” worden’, zegt hij vastberaden. Hij spreekt regelmatig met lokale vakbondsleiders en brengt hun belangen onder de aandacht als lid van een adviescommissie voor de hervorming van het arbeidsrecht.
Veel fabrieken willen profiteren van de groeiende Europese exportmarkt, maar hebben moeite te voldoen aan de eisen van Europese merken voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, merkt San Latt Phyu, coördinator van Fair Wear Foundation Myanmar.
‘De meeste fabriekseigenaren’, zegt ze, ‘zien die eisen vooral als een extra zorg, waarmee ze wel iets moeten doen om imagoschade te voorkomen.’ Fair Wear stelt zich op als constructieve partner en probeert de werkgevers door een dialoog te overtuigen van het belang van verbetering. Ze wijst daarbij op de langetermijnvoordelen van een goede relatie met de werknemers en ze probeert het onderlinge begrip tussen werkgevers en andere spelers te vergroten.
‘Vorig jaar hebben we een studietrip naar India georganiseerd over seksuele intimidatie’, vervolgt ze. ‘Tijdens de reis kregen werkgevers, het ministerie van Arbeid, de vakbonden, parlementsleden en ngo’s de kans informeel met elkaar in gesprek te gaan.’ Alle deelnemers erkenden na afloop het belang van meer bewustwording over seksuele intimidatie. Een hele stap, aangezien het bestaan ervan vaak ontkend wordt in Myanmar, zegt San Latt Phyu.
Om een beeld te krijgen hoe verantwoorde productie in de praktijk werkt, raadt de Fair Wear Foundation aan langs te gaan bij haar partnerfabriek Eslite Garments. Het Taiwanese familiebedrijf heeft 3.200 werknemers in dienst en produceert sportkleding voor A-merken in Europa en de Verenigde Staten, zoals Helly Hansen en Carhartt.
Henry Chen, de neef van de baas, ontvangt met alle egards en leidt uitgebreid rond. Onder het stalen dak van de bloedhete fabriekshallen lopen we langs eindeloze productielijnen, met elk vijftig vrouwen die in een rij skipakken en bergsportjassen in elkaar zetten. Daarnaast zijn er talloze ruimtes waar de meer ervaren werknemers specialistische klussen verrichten, zoals stoffen snijden en testen.
Eslite Garments wil kleding van goede kwaliteit blijven produceren voor haar vaste afnemers en investeert daarom veel meer dan andere bedrijven in goede relaties en werkomstandigheden. Zo krijgen werknemers méér betaald dan het minimumloon en ontvangen ze een bonus op basis van productiviteit.
De vakbond heeft een eigen kantoor in de fabriek. Elk jaar worden zeven werknemers gekozen die volledig betaald de functie van vakbondsleider kunnen uitoefenen. Fabriekseigenaar Yen ziet de vakbond als een belangrijke schakel tussen het management en de werknemers. ‘De vakbond’, zegt hij, ‘wijst de werknemers op hun rechten en plichten en kan klachten aan ons overbrengen.’
Het oplossen van arbeidsgeschillen
Sinds Myanmar vrijheid van vereniging kent, is het aantal vakbonden en leden sterk toegenomen. Maar de overheid maakt het de vakbonden niet makkelijk. De initiële registratie was altijd al uitdagend door het grote aantal werknemers dat wettelijk ervoor geworven moet worden, maar nu heeft het ministerie van Arbeid voorwaarden aangedragen die de drempel nog veel hoger maken.
Nieuwe lokale vakbonden moeten straks mogelijk de steun van minstens tien fabrieken in dezelfde sector hebben voordat ze zich kunnen registreren. Dat is op veel plaatsen niet mogelijk, omdat er simpelweg niet zoveel fabrieken zíjn.
Schendingen van de vakbondsvrijheid zijn ook aan de orde van de dag in de fabrieken. De vakbond MICS telde vorig jaar 243 incidenten waarbij de rechten van vakbondsleden werden geschonden. Op het kantoor van MICS legt Aung Phyo Thu, de leider van een fabrieksbond, uit hoe dat werkt.
‘Toen het management van mijn fabriek erachter kwam dat we een vakbond wilden registreren,’ zegt hij, ‘ontsloeg het twintig werknemers als waarschuwing voor de rest – maar de rest pikte het niet en protesteerde. Daarna kregen alle werknemers die voorstander van de vakbond waren zonder opgaaf van reden hun congé.’
Sommige fabrieken ontslaan zelfs hun voltallige personeel als de werknemers te mondig worden, vertelt hij. De officiële reden is sluiting van de fabriek, maar vaak opent zij binnen een week alweer haar deuren en neemt ze een nieuwe ploeg aan.
Vanuit het partnerschap ondersteunt Apheda de vakbonden om in dit soort gevallen beter gebruik te maken van de bestaande regelingen voor conflictbemiddeling. ‘Vaak wordt geprobeerd om misstanden bij westerse merken onder de aandacht te brengen, maar dat leidt zelden tot een oplossing, omdat de meeste merken hier niet vertegenwoordigd zijn en meestal weinig kunnen doen vanuit hun internationale positie’, zegt Wulan Dari, de Apheda-directeur. ‘Een goed werkend nationaal mechanisme voor conflictbemiddeling is veel effectiever.’
Apheda faciliteert de dialoog tussen het ministerie en de vakbonden, voor verbetering van het bestaande mechanisme. Vaak zijn die gesprekken informeel, omdat beide partijen in die sfeer veel opener zijn over hun uitdagingen. Dari merkt dat het onderlinge begrip daardoor verbeterd is, maar vooralsnog heeft het nog niet tot hervormingen geleid.
Concreet pleit Apheda voor meer duidelijkheid over wáár werknemers misstanden kunnen aankaarten en voor meer bindende uitspraken van de bestaande organisatie voor conflictbemiddeling. Omdat die uitspraken nu niet juridisch bindend zijn, worden ze vaak genegeerd door bedrijven.
Eerder dit jaar organiseerde Apheda samen met de twee grote vakbondsfederaties CTUM en MICS een nationaal forum over de mogelijke oprichting van een hof voor arbeidsrecht. Het forum leverde nog geen concrete resultaten op voor het nationale beleid, maar leidde wel tot een veel betere samenwerking tussen de vakbonden onderling.
‘Tijdens een bijeenkomst ter voorbereiding kwamen de vertegenwoordigers van de grote en kleinere vakbonden voor het eerst samen’, zegt Dari enthousiast. ‘Inmiddels hebben de vakbonden al vaker in deze samenstelling overlegd; ze kunnen nu veel duidelijker hun stem laten horen en gezamenlijk hervormingen van de wet voorstellen.’
Nationale dialoog
Op nationaal niveau vertegenwoordigen CTUM en MICS samen de werknemers in een overleg met de overheid en de werkgevers. De drie partijen komen elke vier maanden bijeen om te praten over veelvoorkomende problemen tussen werkgevers en werknemers, voorstellen voor wijzigingen in het arbeidsrecht en beslechting van geschillen.
Begin 2019 besloten de vakbonden tijdelijk uit het overleg te stappen. ‘We werden totaal niet serieus genomen’, zegt Nay Lin Aung, van MICS. ‘Het ministerie had geen van onze aanbevelingen over wetshervorming voor conflictbemiddeling overgenomen.’
Het ministerie laat in een schriftelijke reactie weten dat het driekoppig overleg wel naar behoren werkt: ‘Er is een technische werkgroep voor hervorming van het arbeidsrecht opgericht waarin de Internationale Arbeidsorganisatie, werkgevers, werknemers en de overheid vertegenwoordigd zijn’, luidt de verklaring. De verschillende groepen hebben dus voldoende mogelijkheid om inspraak te leveren, is de redenering. Daarnaast zou negentig procent van de arbeidsgeschillen opgelost worden via het overleg.
Hoewel dat in theorie waar is, heeft Nay Lin Aung nog steeds weinig vertrouwen in de bereidheid van Arbeid om naar de vakbonden te luisteren. Hij ziet op het moment nauwelijks mogelijkheden voor MICS om wetgeving te veranderen. ‘We moeten MICS daarom sterker en groter maken,’ zegt hij, ‘zodat het ministerie straks niet meer om ons heen kan.’
Daarom gaat MICS buiten de fabrieksmuren steeds weer met nieuwe arbeiders in gesprek om hen te overtuigen dat ze via vereniging kunnen opkomen voor hun rechten. ‘En we richten ons op betere naleving van de bestaande wetten’, zegt Nay Lin Aung. ‘We lobbyen bij parlementsleden en proberen hun kennis over de problemen in de textielsector te vergroten.’
In mei hebben de vakbonden het tripartite overleg hervat, al is er volgens Nay Lin Aung weinig veranderd. Hoewel er inderdaad geen concrete hervormingen waren, stemden alle partijen na hun terugkomst wel in met de hervatting van een werkgroep die mogelijke verbeteringen van het mechanisme voor conflictbemiddeling onderzoekt.
Volgens Dari (van Apheda) heeft het tijdelijke vertrek vooral een positief effect gehad op de positie en het zelfvertrouwen van de vakbonden. ‘Door weg te lopen,’ zegt ze, ‘lieten de vakbonden zien dat er niet met ze te sollen valt. Tijdens de schorsing organiseerde MICS voor het eerst sinds 2011 een openbare betoging en de bond nam zelf het initiatief voor onderhandelingen met de overheid. Dat is een enorme stap voorwaarts, het toont aan dat de vakbonden een rol van betekenis kunnen spelen in de politieke discussie over arbeidsrecht.’
Binnen het strategisch partnerschap voor Garment Supply Chain Transformation werken CNV Internationaal, Mondiaal FNV en Fair Wear Foundation samen aan verbetering van de textielketen. In Myanmar werkt de lokale partner Apheda aan versterking van de posities van vakbonden. Ze documenteert de misstanden en geschillen op de werkvloer en pleit bij het ministerie van Arbeid voor betere regelgeving voor conflictbemiddeling. Binnen hetzelfde partnerschap werkt de Fair Wear Foundation met kledingmerken en fabrieken aan verbetering van arbeidsomstandigheden.

In 2016 werd het programma ‘Samenspraak en Tegenspraak’ gelanceerd, waarmee de Nederlandse overheid zich inzet voor een krachtig en onafhankelijk maatschappelijke middenveld in lage- en lage middeninkomenslanden en maatschappelijke organisaties ondersteunt in hun rol van waakhond en als constructieve speler in duurzame ontwikkelingsprocessen. De totale financiële bijdrage bedroeg 925 miljoen euro voor 25 allianties van maatschappelijke organisaties voor een periode van vijf jaar. Binnen deze allianties zijn in totaal 61 organisaties betrokken, werkzaam in zo’n zestig landen, in strategisch partnerschap met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De komende zes weken brengt Vice Versa achtergrondverhalen en reportages over deze strategische partnerschappen uit Nigeria, Myanmar, Guatemala en Mali. Hoe gingen de partnerschappen te werk en op welke wijze werd er een verschil gemaakt? En wat zijn de geleerde lessen?
‘Samenspraak en Tegenspraak: de oogst’ is een samenwerking tussen Vice Versa en het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Eerlijke toegang tot gezondheid als beste geneesmiddel
Waar kan Nederland binnen haar coherentiebeleid de komende jaren het beste op inzetten als het gaat om het aanpakken van Vaccin- en Mondiale Gezondheidsongelijkheid? En hoe kunnen we dit zo concreet mogelijk vormgeven? Deze vragen staan centraal tijdens de tweede editie van Het Grote Coherentiedebat op vrijdagmiddag 8 december in Dudok, Den Haag. Het debat is ook online te volgen.
Lees artikelRozen in de woestijn
In het hart van de woestijn, waar de hoop niet breed is gezaaid, bewijst Desert Roses dat er bloemen op de meest onverwachte plaatsen kunnen bloeien: ze daagt de bestaande normen uit, binnen een gemeenschap die meisjes als kapitaal ziet – om voor een vroeg huwelijk in te zetten. In Kenia laat Rael Lomoti ze nu door het meisjesvoetbal de kracht van het onderwijs inzien. Een reportage.
Lees artikelDonkere wolken?
Zelfs rasoptimist Paul van den Berg ziet weinig sprankjes hoop als hij door de lens van ontwikkelingssamenwerking naar de aankomende Tweede Kamerverkiezingen kijkt. In deze blog legt hij uit waarom, maar eindigt hij toch nog met een zonnestraaltje achter de wolken.
Lees artikel