Tijdens de burgeroorlog in Sri Lanka schoten ontwikkelingsprojecten als paddenstoelen uit de grond. Nu, ruim tien jaar later, hebben veel westerse donoren het land weer de rug toegekeerd. Lokale partners zijn verweesd achtergebleven. Aan mogelijkheden om in eigen regio fondsen te werven, is nauwelijks gewerkt. Daar komt nu langzaam verandering in.
Boven de deurpost van de Singalese kleuterschool Sarasavi in Kantale, een dorp in het oosten van Sri Lanka, hangt een ingelijste cheque. Datum: 22 juni 2015. ‘Subsidie voor het ontwikkelingsplan van de kleuterschool’, vermeldt het affiche, met daaronder de logo’s van donoren. Bijdragers waren onder meer Unicef en de lokale organisatie Assembly of Social Mobilization (ASM), die in het oostelijke district Trincomalee onder kwetsbare bevolkingsgroepen sociale en economische projecten opzet.

Leraressen Pramela Nerosika (l) en Sandya Kumari van de kleuterschool Saravavi (foto Sanne van Grafhorst)
Dankzij de subsidie kon de school verkassen van een klein, donker zaaltje naar een groter gebouw. ‘Het is een enorme verbetering’, concludeert een lerares, die gekleed gaat in een kleurrijke sari. ‘Hier is ruimte voor twee klassen, meer toiletten en een buitenspeelplaats.’ Ze wijst naar een kast met telramen en een ringpiramide: zelfs voor educatief speelgoed was er budget.
Vijf jaar later is het subsidiegeld echter op. Waar buitenlandse donoren vroeger wel eens bijsprongen om gaten in de begroting te vullen, is Sarasavi tegenwoordig op zichzelf aangewezen. De school draaiende houden, lukt vooralsnog. Om de leraressen te kunnen betalen, dragen ouders elke maand een klein bedrag bij. Maar budget voor onderhoud – het dak is aan vervanging toe en plafondventilators zouden geen overbodige luxe zijn – en moderne onderwijsmiddelen als internet en laptops, is er niet. Ook de grootste wens van de leraressen, een bijgebouw waar de kinderen voorstellingen kunnen houden, blijft een utopie.
De ingelijste cheque herinnert aan een vervlogen tijdperk, waarin Sri Lanka kon rekenen op de financiële steun, kennis en kunde van internationale ngo’s, vertelt Abdul Uyoob Alabdeen, directeur van ASM. ‘Dankzij hun fondsen konden we vroeger een project als de kleuterschool in Kantale steunen. Tegenwoordig zijn onze middelen beperkt, maar er worden wel initiatieven genomen om geld te generen.’
Het is een paar uur na ons het bezoek aan Sarasavi en we bevinden ons op een biologische boerderij op het platteland van Wattamadu. Voorzichtig – ‘kijk uit voor deze jonge plantjes’ – begeven we ons tussen de rijstplanten, bananen- en mangobomen. De boerderij, die eigendom is van ASM, wordt gerund door een echtpaar die boeren in de omgeving een voorbeeld wil stellen. ‘Velen gebruiken nog chemische bestrijdingsmiddelen’, zegt Alabdeen, ‘terwijl dat natuurlijk schadelijk is voor het milieu en hun gezondheid. Hier kunnen ze leren om zelf een organisch bestrijdingsmiddel van bladeren en koeienuitwerpselen te maken. Het stinkt, maar is wel effectief.’
Naast de voorbeeldfunctie is de boerderij belangrijk omdat ze helpt het voortbestaan van ASM te garanderen, die uit de verkoop van de gewassen meestal 30 procent van haar inkomsten haalt. Door klimaatverandering mislukken oogsten echter wel eens. ‘Een stabiel inkomen is het dus niet.’
Assembly of Social Mobilization werd in 2002 opgericht. De Sri Lankaanse burgeroorlog was toen bijna twee decennia aan de gang. In de 26-jarige oorlog kwamen honderdduizend mensen om. Het conflict werd uitgevochten langs etnische lijnen: de centrale regering, die werd gedomineerd door de overwegend boeddhistische Singalezen, stond tegenover de Tamiltijgers, een hindoeïstische onafhankelijkheidsbeweging. De strijd werd in 2009 in het voordeel van de regering beslecht.
Tijdens de burgeroorlog en na de verwoestende tsunami van eind 2004 kwamen veel westerse donoren Sri Lanka binnen om noodhulp- en ontwikkelingsprojecten op te zetten of te ondersteunen. ‘Onze eerste samenwerking was met Christian Aid’, vertelt Alabdeen wanneer we in zijn kantoor in het dorp Kinniya zijn aangekomen. ‘Voor die tijd deden we vooral vrijwilligerswerk. Na de tsunami hielpen we bijvoorbeeld met puinruimen, het begraven van de doden en de verzorging van gewonden. Vervolgens konden we bij Christian Aid aanspraak maken op een budget voor de huisvesting van mensen die hun woning waren kwijtgeraakt.’
In de jaren die volgden, zette ASM in samenwerking met buitenlandse donoren diverse projecten op het gebied van noodhulp, sanitatie en onderwijs op. Een poster aan de muur van het kantoor getuigt van het uitgebreide personeelsbestand dat de organisatie destijds had: vijftien betaalde krachten en een aantal vrijwilligers.
Anno 2020 staan de zaken er anders voor. De afgelopen jaren trokken veel internationale ngo’s uit Sri Lanka weg. Een deel pakte de biezen omdat met het einde van het conflict de noodzaak tot humanitaire hulp afnam.
Anderen werd het te heet onder de voeten, legt Alabdeen uit. ‘Na de oorlog ging de overheid er prat op dat Sri Lanka zichzelf kon ontwikkelen. We waren een middeninkomensland geworden en hadden geen hulp van buitenaf meer nodig.’ Regels voor fondsenwerving en nieuwe ontwikkelingsprojecten werden strenger. Lokale organisaties moesten zich voortaan registreren en toestemming aan de regering vragen om buitenlands geld te ontvangen. ‘Donoren die activiteiten in de Tamilregio steunden, werden er zelfs van beschuldigd de Tamiltijgers te helpen bij het plannen van hun terugkeer. Terwijl het slechts hun doel was om de gemeenschappen te helpen die door de oorlog waren getroffen. Die vind je overal in het land, dus ook onder de Tamilbevolking.’
Het resultaat van het vertrek van de donoren laat zich raden. Een deel van de projecten die volledig gestoeld waren op buitenlands budget, stortten in. Van de organisaties in het Trincomalee-district sloot meer dan de helft de deuren. In Kinniya gebeurde dat zelfs bij 95 procent. ASM staat mede dankzij de boerderij nog wel overeind, maar zag het personeelsbestand krimpen van vijftien naar drie. Geld voor activiteiten is er nauwelijks.
Om projecten nieuw leven in te blazen en opnieuw aan ontwikkeling te kunnen werken, is een andere manier van werken nodig, zag de organisatie. Daarom voert ASM sinds 2018 in het noorden en oosten van Sri Lanka in opdracht van Wilde Ganzen het trainingsprogramma Change the Game Academy (CtGA) uit. Daarin leren deelnemers om potentiële gevers in hun eigen omgeving in kaart te brengen en te benaderen. Mobilisatie van de gemeenschap, waarbij de juiste mensen en instanties worden ingeschakeld om samen aan sociale verandering te werken, vormt ook een onderdeel.
ASM haalde de opdracht binnen doordat ze als grassroots organisatie tot in de haarvaten van de samenleving actief is. ‘Bruggen bouwen tussen verschillende organisaties en bevolkingsgroepen, is iets wat we al jaren doen’, legt Alabdeen uit. ‘We hebben een groot bereik binnen de plattelandsgemeenschap, maar hebben ook samengewerkt met lokale en landelijke autoriteiten. Bovendien hebben we ervaring in het geven van trainingen.’ Door nu in te zetten op het versterken van de lokale kracht, benadrukt hij, kan Sri Lanka inspelen op de nieuwe realiteit waarmee het land geconfronteerd wordt.

Change the Game trainers Thilina Madiwala, Chathurani Rasika en Abdul Uyoob Alabdeen (foto Sanne van Grafhorst)
Voor Thilina Madiwala, die de trainingen geeft, is die realiteit meer dan welkom. Volgens haar is het afkoppelen van het buitenlandse infuus noodzakelijk om de mensen te bereiken die zich in de marge van de samenleving bevinden.
Madiwala werkt in het centrale district Anuradhapura met vrouwen die slachtoffer zijn geworden van (seksueel) geweld. In het verleden was ze actief voor diverse ngo’s in de hoofdstad Colombo en werkte ze nauw samen met de Verenigde Naties, internationale ngo’s en de Sri Lankaanse overheid.
In plaats van met de bus is ze met een privétaxi naar het kantoor van ASM gekomen, uit angst voor het coronavirus. Hoewel Sri Lanka op het moment van het interview slechts één besmetting telt, wil ze het niet riskeren dat ze het virus oploopt en mogelijk de doelgroep waarmee ze werkt besmet.
De doelgroep in het oog houden – daaraan scheelt het nogal eens bij landelijke organisaties die met hulp van buitenlandse donoren een project op lokaal niveau uitvoeren, vindt Madiwala. ‘Het probleem is dat gesubsidieerde projecten vaak in Colombo ontworpen en dichtgetimmerd worden. Projectactiviteiten zijn van tevoren gepland. Als er een bezoek aan een lokale vrouwenvereniging plaatsvindt, gebeurt dat alleen omdat het in het werkplan staat. Ik vind dat bekrompen: bij het systematisch uitvoeren van een project is meestal geen ruimte voor de realiteit van de mensen in de gemeenschappen.’
Die ruimte is er wel bij de organisaties die dagelijks in de gemeenschappen werken, benadrukt ze. ‘Onlangs klopte een vrouw met een baby bij mij aan voor hulp. Ze wilde weg uit haar huis, want haar man mishandelde haar. Van haar schoonfamilie hoefde ze geen steun te verwachten. Dan zeg ik niet: “Sorry, jij past niet binnen de kaders van ons project, dus we kunnen je niet helpen.” Nee, we bieden haar onderdak en therapie. We gaan met haar familie in gesprek en schakelen de plaatselijke autoriteiten in als dat nodig is.’
Vanwege de verbondenheid met de doelgroep is het uitermate belangrijk dat lokale ngo’s zeggenschap krijgen over projecten die in hun gemeenschap worden uitgevoerd. ‘Zij zien het totaalplaatje: een vrouw die te maken heeft met geweld, heeft daarnaast wellicht problemen met onderdak, schoon water en sanitaire voorzieningen. Soms is één project niet voldoende.’ De zoektocht naar een lokale achterban juicht ze daarom toe. ‘Ik geloof dat organisaties op die manier hun zelfvertrouwen vergroten en groeien in capaciteit, meer dan wanneer ze alleen uitvoerder zijn van een donorproject.’
De omslag naar lokale fondsenwerving is in praktijk weerbarstig. Het animo voor de trainingen is tot nu toe niet groot, ASM moet haar best doen om mensen te overtuigen dat deze manier van inkomsten genereren de toekomst heeft. Voor kleine organisaties kunnen de kosten (de fondsenwervingstraining kost ongeveer 115 euro) ook een obstakel vormen, hoewel dit slechts 10 procent van het totaalbedrag is. De andere 90 procent legt Wilde Ganzen bij.
De materie is bovendien voor de meeste deelnemers volstrekt nieuw. Het kost hen tijd om volledig grip op de stof te krijgen. Voor Chathurani Rasika, een van de andere trainers en oprichter van de sociale organisatie Shakthi, betekent dit allereerst dat ze goed moet nadenken over de manier waarop ze informatie overbrengt. ‘De vaardigheden van organisaties kunnen erg uiteenlopen. Sommigen werken zelf geregeld met een powerpointpresentatie, anderen niet. Bij mensen die niet gewend zijn om informatie tot zich te nemen vanaf een scherm, kan het middel ervoor zorgen dat ze de boodschap niet begrijpen.’
Het helpt dan om zaken beeldend uit te leggen. Een stappenplan om een potentiële donor te benaderen, komt wellicht beter over door de verschillende stappen op losse briefjes te schrijven en door deelnemers in de juiste volgorde te laten leggen.
Voordat organisaties de boer opgaan, is belangrijk dat ze bij zichzelf te rade gaan: wat voor activiteiten willen we doen, hoeveel geld hebben we daarvoor nodig en hoe willen we onszelf presenteren naar de buitenwereld? En ook: zijn onze site, sociale mediakanalen en foldermateriaal wel up to date en van voldoende kwaliteit? ‘Vervolgens moeten ze inzichtelijk maken welke partijen ze kunnen benaderen voor financiële steun of andere hulp’, zegt Rasika. ‘In rollenspellen oefenen we hoe je dat gesprek het best kan aangaan.’
Elke deelnemer sluit de training af met een doelstelling en een actieplan om het beoogde doel in de komende jaren te bereiken. In hoeverre dat lukt, zal de tijd leren. ‘Hoewel mensen vaak enthousiast de deur uitgaan, merken we dat niet iedereen direct aan de slag gaat’, erkent Rasika. ‘De kentering die we voor ogen hebben, ontstaat ook niet van de ene op de andere dag. Het gaat in kleine stappen, met vallen en opstaan.’
De ngo Global Ehsan Relief heeft inmiddels ervaren dat de verandering met kleine stappen komt. Met een autowasactie probeerde de organisatie afgelopen jaar geld in te zamelen om arme islamitische gezinnen tijdens de Ramadan van dadels te voorzien. Over promotie was goed nagedacht. Medewerkers deelden flyers uit, hingen banners op en adverteerden op sociale media, maar vermeldden daarbij niet wie de begunstigden waren. Voor de prijs van een gewassen auto vertrouwden ze op de gulheid van de autobezitters. Dat bleek een verkeerde inschatting: inwoners waren niet bekend met dit soort goededoelenacties en gaven het minimale. Met 26 duizend roepie (ongeveer 130 euro) viel de opbrengst tegen. Leerpunten leverde de actie wel op: een volgende keer zal Global Ehsan Relief een minimumprijs vaststellen en beter uitleggen voor wie het geld bestemd is.

Volgens Ilhum Nisa, leider van de vrouwenbeweging Women Rural Development Society, hebben alle vrouwen inmiddels een baan (foto Sanne van Grafhorst)
Een inspirerend voorbeeld waarbij het wel lukte om concrete verandering te bewerkstelligen, is de Women Rural Development Society, een vrouwenvereniging in Trincomalee met 55 leden. De vrouwen, die hebben geleerd om een officiële brief op te stellen, kregen het voor elkaar dat het lokale gemeentebestuur kosteloos een trainer beschikbaar stelde om hen te leren hoe ze producten als jam, yoghurt, schoonmaakmiddelen en tassen kunnen maken. ‘Door de verkoop daarvan kunnen we nu allemaal geld verdienen’, zegt de leider van de groep, wanneer we een kijkje in het verenigingsgebouw nemen. Ze wijst een aantal leden aan, ‘die zelfs twee banen hebben’. Trots laten de vrouwen hun eigen merk afwasmiddel en waspoeder zien. Het is duidelijk dat het werk hen zelfvertrouwen en voldoening oplevert.
Voor een dergelijk succesverhaal is eerst een mentaliteitsverandering nodig, benadrukt Dayani Panagoda een paar dagen later in Colombo. Panagoda is directeur van het consultancybureau TiME, die eveneens met gebruikmaking van Change the Game Academy in het zuiden en westen van Sri Lanka ngo’s op het spoor van lokale fondsenwerving probeert te zetten.
Ook daar blijkt het niet gemakkelijk om organisaties warm te maken voor deze ommekeer, vertelt Panagoda in het Barefoot Garden Café, een bar die vooral onder backpackers erg populair is. In 2019 had TiME plek voor twintig deelnemers aan de training, maar meldden zich er slechts acht aan. ‘Voor een deel had dat te maken met de afstand die ze moesten afleggen naar Colombo en de duur van de training, vijf aaneengesloten dagen. Niet iedereen zag het zitten om zo lang bij hun familie weg te zijn.’
Maar wat de omslag vooral in de weg staat, is volgens Panagoda de passieve houding van organisaties. Wie altijd heeft vertrouwd op buitenlandse donoren, gaat niet ineens uit zichzelf in eigen omgeving werven. ‘Je kunt de machtsbalans alleen verschuiven wanneer mensen inzien dat ze geen buitenlandse donor nodig hebben om de problemen in hun gemeenschap aan te pakken. Het besef dat ze wel degelijk de mogelijkheid hebben om op eigen benen te staan, moet goed zijn doorgedrongen. Dat gebeurt niet van de ene op de andere dag.’
Ze twijfelt er niet aan dat het mogelijk is om lokale financiering te vinden. ‘Potentiële donoren kunnen de private sector of filantropen zijn, maar ook de plaatselijke of provinciale overheid. Veel werk dat ngo’s doen, valt eigenlijk onder de verantwoordelijkheid van de autoriteiten. Daar is vaak geld beschikbaar voor ontwikkelingsprojecten. Als inwoners daar niet vanaf weten, blijft het onbenut.’ Weten waar de verantwoordelijkheid van de overheid ligt en waar burgers recht op hebben, is dus essentieel. ‘Als organisaties dit inzicht krijgen, gaat er een wereld voor ze open. In plaats van te wachten op een donor die hen geld geeft en precies vertelt waaraan ze het moeten besteden – alsof ze een soort accountant zijn – blijkt er ineens een veel grotere rol voor hen weggelegd.’
Sri Lanka, de parel van de Indische Oceaan, heeft nog een lange weg te gaan. Maar zoals het echtpaar op het platteland van Wattamadu andere boeren in de richting van een organische werkwijze probeert te bewegen, zijn ook op het gebied van lokale fondsenwerving de eerste zaadjes voor verandering geplant.
Dit artikel maakt onderdeel uit van het kennisdossier ‘Shift the Power’, dat een samenwerking is tussen de Change the Game Academy van Wilde Ganzen en Vice Versa. Met dit kennisdossier willen we de discussie over machtsverhoudingen binnen internationale samenwerking van input voorzien.
Programma Partindag 2023 verbreedt jouw blik
Het programma van de Partindag is bekend. Ook dit jaar verbreedt deze dag jouw blik. Hans Beerends, Ellen Mangnus, Marc Broere en Danielle Hirsch trappen de dag af. Het drietal Beerends, Mangnus en Broere werpt het licht op 50 jaar mondiaal activisme en Hirsch gaat in een gesproken column in op hoe informatie tot verandering kan leiden. En er is keuze uit 10 workshops. Voor ieder wat wils. De Partindag is op zaterdag 30 september in Nijkerk en begint om 10.00. Dit jaar georganiseerd Partin de ontmoetingsdag samen met Vice Versa.
Lees artikelDe klimaattop van Nairobi: een gedeeld Afrikaans bericht
Bij een historische samenkomst van Afrikaanse leiders op de Keniaanse top hebben ze de Verklaring van Nairobi uitgegeven: een oproep om klimaatverandering wereldwijd tegen te gaan, met Afrika als belangrijke speler in het midden gepositioneerd.
Lees artikelOp de bres voor de kleine boer
‘Wie in Afrika woont,’ stelt Shungu Kanyemba, ‘weet dat tachtig procent van onze bevolking van economische activiteiten uit het achterland afhankelijk is. We hebben allemaal wel een neef die nog steeds op het platteland werkt, als boer, en elke keer als je er langsgaat realiseer je je dat het leven er niet verandert. Ze maken de bakstenen nog *altijd op dezelfde manier! En dàt mag weleens omgegooid worden.’
Lees artikel