Bij deze COVID-19 crisis initiëren ontwikkelingsorganisaties allerlei acties in tientallen landen in Azië en Afrika. Maar sluiten die wel aan op waar mensen behoefte aan hebben en zijn deze wel kosteneffectief? Anika Altaf en Betteke de Gaay Fortman pleiten ervoor om niet in oude reflexen terug te vallen, maar nauwgezet uit te zoeken wat de hulpvraag is en goed te luisteren naar de mensen om wie het gaat.
Door Anika Altaf en Betteke de Gaay Fortman
In deze periode van de coronacrisis komen veel campagnes voorbij gericht op fondsenwerving voor ‘levensreddende voorlichting’ en verstrekken van zeep, hygiëne kits en schoon water. Voor kinderen, vrouwen, mensenrechtenactivisten, al naar gelang de focus van de organisatie. Nederlanders worden aangesproken met teksten als: ‘Jouw hulp is hard nodig. Help je mee levens te redden? Wij verslaan de armoede.’ Ook worden zulke COVID-19 respons projecten regelmatig ter financiering aangeboden bij vermogensfondsen, zelfs bij eerdere afwijzing van reguliere projecten.
Deze campagnes roepen vragen op. Kunnen wij Nederlanders dáár levens redden en de armoede verslaan? Zijn zeepjes wel wat mensen het meest nodig hebben? Of verschilt dit per gebied? Is duidelijk wat de lokale overheid en andere organisaties ter plekke doen, wat mensen zélf kunnen en wat het ‘gat’ is? Is er wel altijd een hulpvraag? Of is er juist behoefte aan het continueren van de reguliere activiteiten op aangepaste wijze?
Nood overal anders
Via onze contacten wordt duidelijk dat de nood overal anders is. In de hoofdstad Dhaka in Bangladesh bijvoorbeeld, werkt het overgrote deel van de mensen in de informele sector. Fabrieken zijn gesloten. Geen werk betekent geen inkomsten. Geen inkomsten betekent dat er geen voedsel meer kan worden gekocht. Het merendeel van de dagloners hebben slechts drie dagen eten op voorraad. In zo’n context zijn voedselpakketten cruciaal om te overleven. De overheid in Bangladesh is slechts in staat hulp te verstrekken aan maximaal twintig procent van de mensen die nog geen twee maaltijden per dag kunnen eten.
In veel rurale gebieden in datzelfde land is er in principe voldoende voedsel, maar zijn de uitdagingen in het onderwijs het grootst. Bij het sluiten van de scholen is de kans dat meisjes terugkomen namelijk heel klein. Bij dreiging van het nog dieper in de armoede vallen, zullen ouders nog meer geneigd zijn jongens voorrang te geven in het bieden van onderwijs. Met alle gevolgen van dien, zoals een grotere kans op stijging van het aantal kindhuwelijken.
Een aanzienlijk deel van de inwoners van de stad Uvira, DRC Congo, heeft geen inkomsten meer door de gevolgen van de corona lockdown. Daarnaast heeft daar zeer recentelijk een overstroming plaatsgevonden met ruim honderd doden en duizenden mensen die huis en haard zijn kwijtgeraakt. Huisvesting en voedsel zijn nu de grootste behoeften, zouden wij denken. Toch verzuchtte Gilbert Mututsi, directeur van kindorganisatie ADED: ‘Laten we in godsnaam niet onze focus verliezen. Ons land zit in een chronische crisis, maar we kunnen dit niet oplossen met permanente noodhulp. Laten we ons normale werk op aangepaste wijze zoveel mogelijk voortzetten.’
In crisissituaties is het essentieel dat aan de basisbehoeften van mensen wordt voldaan. Je moet weten wat die basisbehoeften zijn zodat mensen zo snel mogelijk hun leven zelf weer kunnen oppakken. Hoe dichter je bij de mensen staat voor wie de hulp bedoeld is, hoe groter de kans dat de geboden hulp relevant is.
Niet in oude reflexen terugvallen
Het is dus belangrijk dat we niet in oude reflexen terugvallen, maar nauwgezet uitzoeken wat de hulpvraag is. Door de coronacrisis is een momentum gecreëerd om nu volop in te zetten op duurzamere en gelijkwaardigere samenlevingen. Daarnaast hebben we al langer te maken met een afnemend vertrouwen in ontwikkelingsorganisaties. Donaties van particulieren en vermogensfondsen en de steun vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken staan door binnenlandse prioriteiten onder druk.
Laten we daarom deze crisis aangrijpen om te reflecteren, discussiëren en het over een andere boeg te gooien: op zo’n manier dat de dáár gevoelde prioriteiten altijd centraal staan. Denk aan artsen die een diagnose en behandelplan opstellen op basis van gerichte vragen aan de patiënt. Dit ‘behandelplan’ zou kunnen betekenen dat ontwikkelingsorganisaties de regie geheel in de landen zelf moeten leggen. Dit begint met goed luisteren naar de mensen om wie het gaat en onderzoeken wat lokale organisaties, lokale overheden en lokale leiders nodig hebben.
Nieuwe rol
Wij moeten op zoek naar een nieuwe rol die wellicht meer ligt in het identificeren van de juiste lokale organisaties en hen in hun kracht te zetten. Het betekent ook flexibiliteit in besteding van gelden, omdat de context kan veranderen. Ook onze donateurs zullen we mee moeten nemen in dit nieuwe verhaal.
Op deze manier kunnen we wellicht het vertrouwen van de Nederlandse burger weer terugwinnen en laten zien dat elke hard verdiende euro die Nederlanders geven bijdragen aan initiatieven die beklijven. Zo kunnen wij vanuit Nederland op bescheiden wijze en met vereende krachten bijdragen aan ontwikkeling die door mensen zelf wordt vormgegeven. Met waardigheid en solidariteit als kernwaarden.
Dr. Anika Altaf is gepromoveerd op ‘De vele verborgen gezichten van extreme armoede’ aan de Universiteit van Amsterdam en is verbonden aan het African Studies Centre Leiden. Ook werkt ze als kennismakelaar bij The Broker.
Betteke de Gaay Fortman is directeur van de Stichting Friendship Nederland en oprichter van Tunafasi. Tunasi ondersteunt lokale organisaties die met visie, gedrevenheid en daadkracht projecten uitvoeren die levens van extreem arme mensen blijvend veranderen.
Fotocredit: Voedseldistributie door Friendschip aan dagloners in Dhaka, april 2020
Afstemmen met Afrika
Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.
Lees artikelDavid Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden
Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.
Lees artikelPinksterzaterdag op de A12
Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’
Lees artikel