Minister Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wil na de zomer een nieuw beleid rond Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen vormgeven. Wat is er de afgelopen jaren bereikt, hoe staat Nederland ervoor, en wat zijn de uitdagingen? Vandaag deel een van een tweeluik: met vrijblijvende convenanten hebben Nederlandse bedrijven nog een flinke slag te maken.
Meten is weten. Maar hoe dan?
Bij Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen draait alles om een goede lange-termijnsamenwerking. Doelen stellen op het gebied van duurzaamheid of eerlijke beloning voor alle partijen waarmee je als bedrijf samenwerkt, je beleid daar op afstemmen en met elkaar leren wat wel en niet werkt. Zo kun je er uiteindelijk voor zorgen dat iedereen binnen de keten, van grondstofleverancier tot consument, zo goed mogelijk bediend wordt.
Inzicht krijgen in welke schakel in de keten wat doet, is in veel ontwikkelingslanden of opkomende economieën nog moeilijk. Nederlandse bedrijven merken in veel gevallen dat ze (te) weinig weten over de manier waarop hun partners werken – bijvoorbeeld waar zij hun grondstoffen vervaardigen en of ze hun toeleveranciers daarvoor een eerlijke prijs betalen. En als er zaken worden gedaan binnen het informele circuit, is dat inzicht voor de ondernemer aan het einde van de keten schier onmogelijk. Wil je controle uitoefenen op de manier van werken binnen je handelsketen, dan moet je daar als bedrijf tijd, geld en mankracht voor vrijmaken. Voor een multinational is dat doorgaans geen probleem, maar voor een MKB’er wel.
Nauwelijks transparantie
Binnen MVO Nederland, een beweging van zo’n tweeduizend bedrijven die zich inzetten voor een nieuwe, duurzame economie, zien ze hoeveel moeite dit kost. Hoewel 34 procent van de Nederlandse economie afhankelijk is van internationale handel, doen ‘we’ het op IMVO-gebied helemaal niet zo goed, zegt MVO Nederland-directeur Maria van der Heijden. Ze wijst daarbij naar de door MVO Nederland ontwikkelde Nieuwe Economie Index. Daarin wordt in zeven thema’s gemeten waar Nederland op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen staat. ‘Binnen 6,2 procent van onze economie is sprake van transparantie in handelsketens. Bedrijven rapporteren niet over met wie ze zaken doen en wat ze inkopen’, geeft Van der Heijden aan. ‘We kunnen dat percentage ook niet beter maken, omdat de feiten nu gewoon ontbreken. We hebben er een groot onderzoek naar gedaan, maar de informatie is er nu niet. Bedrijven kúnnen dus in veel gevallen niet meten. Per saldo is er dus nog hartstikke veel te doen.’

Maria van der Heijden, MVO-Nederland
‘Het in kaart brengen van productiepraktijken zonder dat producenten hier iets voor terugkrijgen, brengt risico’s met zich mee’, zegt Van der Heijden. ‘Als iets niet in orde blijkt, hebben importeurs, handelaars en de verwerkende industrie vaak de neiging om handelsrelaties te beëindigen, in plaats van te investeren in verbetering.’ Er is namelijk altijd wel een andere leverancier voorhanden. Bij langdurige relaties gebaseerd op transparantie, kan het investeringsrisico voor producenten juist worden verlaagd, denkt Van der Heijden. ‘Als daar goed over gecommuniceerd wordt en meerdere partijen bereid zijn om met elkaar samen te werken, kan dit marktvoordeel opleveren voor andere schakels in de keten.’
Van der Heijden wil dan ook niet bij de pakken neerzitten. ‘Het meest hoopgevend is dat er bedrijven zijn die laten zien dat transparantie in keten mogelijk is omdat ze dit zélf onderzoeken.’
Beloon de koplopers
EMMA, een producent van veiligheidsschoenen uit het Limburgse Kerkrade met zo’n 160 werknemers, is een van de uitzonderingen op de regel binnen het MKB. Het 85 jaar oude bedrijf is volgens MVO Nederland een van de koplopers; van oudsher probeert het mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt te helpen. Niet alleen in Kerkrade, maar ook buiten de landsgrenzen, waar in totaal zo’n duizend mensen betrokken zijn bij het maken van het schoeisel. EMMA probeert zo goed mogelijk toe te zien op een eerlijke behandeling en beloning van de buitenlandse werknemers en inspecteert bijvoorbeeld de afvalverwerking in de landen waar het actief is. ‘Winst is onze levensader, maar het mag niet ten koste gaan van aandacht voor mens en omgeving’, staat te lezen op de website van het bedrijf.
Bij EMMA zit maatschappelijk verantwoord ondernemen in de bedrijfscultuur, maar voor veel bedrijven ontbreekt nog de prikkel om een (volgende) stap te maken op IMVO-gebied. Buiten de goede naam en publiciteit die het kan opleveren, krijgt een bedrijf (nog) niets terug voor goed IMVO-beleid. Sterker: kiezen voor de duurzamere optie brengt vaak meer kosten met zich mee, terwijl winst maken doorgaans core business is. ‘De koplopers worden nu niet beloond’, zegt Van der Heijden. Een subsidie of fiscaal voordeel? Een beloning in de vorm van opdrachten vanuit de overheid als jij aantoont je MVO-zaken op orde te hebben? Er is nu geen sprake van.
Tegelijkertijd komen bedrijven die nu weinig of niets doen aan (I)MVO daar zonder problemen mee weg. ‘Reken je af met freeriding (meeliften op de inspanningen van de koplopers, red.) of green washing (je als bedrijf beter voordoen dan je in werkelijkheid bent, red.), dan maak je het voor de duurzame koplopers ook aantrekkelijk om nóg meer te doen’, vindt Van der Heijden. ‘Dat er een groep intrinsiek gemotiveerde bedrijven is, is goed. Maar daarmee alleen redden we het niet. Het gaat erom dat we het systeem veranderen. De overheid moet het schaakbord met de regels hiervoor bepalen. Met verplichte rapportages en due dillegence (het in kaart brengen welke invloed de activiteiten van je bedrijf hebben op zaken als arbeidsomstandigheden, milieu en corruptie in de gehele toeleveringsketen, red.) en daarop handhaven. Pas dan kunnen we een stap maken naar een nieuwe economie, waarin ketentransparantie vanzelfsprekend is.’

In de koffiebranche wordt op een andere manier naar de prijs gekeken (foto Pieter-Bas Bouwman)
Hoe dat eruit moet zien? Een pril voorbeeld daarvan is te vinden in de koffiebranche, waar zo’n 25 bedrijven, waaronder Peeze, Fair Trade Original en Simon Lévelt, proberen op een radicaal andere manier samen te werken. ‘Daar loopt een zogenoemd true cost accounting project; met elkaar kijken die bedrijven waar de koffie vandaan komt, welke invloed zij kunnen hebben op loon van boeren, wat hun impact op het milieu is. Daar staat true cost voor, en dat zou eigenlijk de norm moeten worden bij elk product dat je aanschaft. Wil je ervoor zorgen dan MVO de norm wordt, dan moet er een andere bepaling van prijs komen. Dat is key.’
Dat is in de drie jaar dat het project loopt een moeilijke klus gebleken. ‘We merken dat de koffiemarkt nog te veel gedomineerd wordt door grote handelaren die gebaat zijn bij het in stand houden van het oude systeem, leunend op ondoorzichtigheid en lage prijzen. We zijn niet gewend “echte” prijzen te rekenen, we hebben allemaal nog geleerd anders te ondernemen – waarbij je producten ergens vandaan haalt voor de beste prijs en minder oog hebt voor mens en milieu.’ Probeer dan maar eens iedere speler in de keten te overtuigen het ineens anders te doen. ‘Dat vraagt om een flinke investering, zowel in tijd als geld. Maar als je die tijd neemt, dan werkt het wel.’
Nederlandse bedrijven hebben nog een flinke slag te maken
Heb je het over IMVO, dan heb je het al snel over de convenanten. Sinds de Sociaal Economische Raad in 2014 met het advies naar buiten kwam om per sector met alle betrokkenen (bedrijven, brancheorganisaties, vakbonden, ngo’s en overheid) een IMVO-convenant af te sluiten, zijn tien verschillende convenanten in werking getreden.
Het eerste (en bekendste) convenant, voor duurzame kleding en textiel, werd medio 2016 gesloten. Ruim 70 bedrijven spraken met onder meer ngo’s af om een einde te maken aan de misstanden binnen de textielsector. Daarna volgden nog convenanten binnen de voedingsmiddelenbranche en de bancaire sector. Over twee convenanten (land- en tuinbouwsector en duurzame energiesector) wordt op dit moment onderhandeld.
De afspraken zijn onder andere gebaseerd op de UN Guiding Principles On Business & Human Rights en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. De twee hoofddoelen van de convenanten: bedrijven moeten binnen drie tot vijf jaar na ondertekening de situatie in hun sector verbeteren op kritische gebieden als kinderarbeid, onderbetaling, mensenrechtenschendingen en milieuaantasting. Daarnaast moeten zij gezamenlijk een oplossing vinden voor problemen die bedrijven niet in hun eentje kunnen verhelpen.
Hoewel benadrukt wordt dat de afspraken niet vrijblijvend zijn, is van een bindende overeenkomst geen sprake. Kortom: elk bedrijf mag zelf bepalen hoe hard het zich inspant voor IMVO. In opdracht van de overheid deed Ernst & Young eind 2019 een onderzoek naar de (I)MVO-praktijken van de 723 grootste Nederlandse bedrijven (met meer dan 500 werknemers en een omzet boven de 40 miljoen euro). Daaruit blijkt dat 255 bedrijven (35 procent) de richtlijnen onderschrijven. 18 procent van die bedrijven (131 in totaal) noemt de UNGP’s of OESO-richtlijnen ook expliciet. De overige 17 procent (124 bedrijven) doet dat niet, maar zegt in het beleid wel iets over ketenverantwoordelijkheid. Dat wil nog niet zeggen dat het bedrijf ook echt stappen neemt om toe te zien op due diligence in de ketens.
Een grote groep komt nauwelijks in beweging
David Ollivier de Leth werkt voor MVO Platform, een netwerk van 22 maatschappelijke organisaties en twee vakbonden dat zich inzet voor verbetering van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hij ziet dat lang niet elk groot bedrijf met een plan van aanpak voor IMVO komt. ‘Minder dan 20 procent van die bedrijven voert dus risicoanalyses uit. En uiteindelijk beschrijft maar 9 procent welke resultaten er zijn behaald. Dat komt neer op 65 bedrijven. Dat is niet veel, en ook behoorlijk zorgelijk. Maar schokkend is dat niet, want de cijfers passen binnen het plaatje dat we al langer zien.’
Sterker: bij de vorige meting, in 2017, was de situatie nog minder goed. Toen onderschreef 30 procent van de grote bedrijven de OESO-richtlijnen en/of de UNGPs. Maar het door de Nederlandse staat gestelde doel voor 2023, wanneer 90 procent van de grote bedrijven de doelen moet onderschrijven, is dus nog ver weg. Zeker wanneer je bedenkt dat slechts twaalf bedrijven álle zes stappen van de OESO richtlijnen volgen (MVO-beleid integreren, inzichtelijk maken in hoeverre misstanden in de keten voorkomen kunnen worden, het nemen van maatregelen om deze stappen te kunnen zetten, het monitoren van deze acties, communiceren hoe dit wordt gedaan en, ten slotte, duidelijk maken hoe je meewerkt aan herstelprocedures naar aanleiding van misstanden).

David Ollivier de Leth, onderzoeker bij het MVO-platform
Ollivier de Leth ziet dat een groep koplopers onder de Nederlandse bedrijven ‘serieus bezig is’ met onderzoek naar de ketens waarin zij actief zijn. Maar de groep daarachter is maar moeilijk in beweging te krijgen. ‘Een grote middengroep van bedrijven wil misschien wel, maar komt nog niet echt in beweging’, ziet hij. Waar dat aan ligt? ‘Waarschijnlijk komt het voort uit de gedachte: als mijn concurrenten het niet doen, dan heb ik misschien een nadeel, dus laat ik er maar niet in investeren.’En dan is er nog een groep achterblijvers. ‘De groep die er niets aan doet en waarvoor ook geen sancties bestaan om gedwongen te worden tot verantwoord ondernemen. Ook binnen de IMVO-convenanten zien we dat een deel van de bedrijven moeilijk in beweging komt. Zij onderschrijven de afspraken binnen de convenanten dan wel op papier, maar doen concreet weinig aan het bestrijden van mensenrechtenschendingen of milieuschade.’
Wie committeert zich echt?
Wat volgens hem vaststaat, is dat binnen het huidige vrijwillige overheidsbeleid weinig aandacht is voor bedrijven die niets of weinig doen aan verantwoord en duurzaam ondernemen of betrokken zijn bij schendingen van MVO-normen. ‘Bij de convenanten sluiten voornamelijk bedrijven aan die zelf aan hun MVO-beleid willen werken.’ Waarom individuele bedrijven afspraken niet goed naleven, is een vraag die Ollivier de Leth beantwoordt hoopt te zien in de convenantenevaluatie die eind juni uitkomt. ‘In het algemeen is het bij veel convenanten onduidelijk wat de gevolgen zijn als bedrijven zich niet aan de afspraken houden. Ook worden sommige convenanten niet door bedrijven zelf, maar alleen door hun brancheorganisaties ondertekend, waardoor het onduidelijk is in hoeverre bedrijven zelf zich committeren aan de afspraken.’
Mede daarom gaat er ook nog heel veel mis en wordt binnen sommige sectoren zelfs geweigerd een convenant af te sluiten, weten ze bij MVO Platform. ‘Een goed voorbeeld is de olie- en gassector, die nu al tweemaal geweigerd heeft een convenant te sluiten, ondanks bewezen schendingen van de MVO-normen, waar recent nog Kamervragen over zijn gesteld. De overheid staat vervolgens met lege handen en kan geen waarschuwingen, boetes of andere stokken hanteren om die bedrijven dat wel op te leggen.’
Uitbuiting
Mensenrechtenschendingen en milieuschade door bedrijven op de Nederlandse markt komen nog altijd veel voor, blijkt ook uit een overzicht van MVO Platform, met 23 voorbeelden van schendingen tussen 2018-2020. Ollivier de Leth: ‘Bijvoorbeeld het verhaal van ING, baggeraar Van Oord en kredietverzekeraar Atradius, die betrokken waren bij een omstreden bouwproject in Angola waarbij duizenden families uit hun huizen verjaagd zijn. Maar ook moderne slavernij in de tomatensector in Zuid-Italië. Migranten worden daar uitgebuit op de plantages en Nederlandse supermarkten lijken geen goed zicht te hebben op wat zich daar nu afspeelt en hoe zij controle krijgen op voorkomen en aanpakken.’
Verleiden en voorwaarden stellen
Hoe zorg je er nu voor dat het aantal misstanden minder wordt en het aantal bedrijven dat zich inzet voor MVO groeit? Ollivier de Leth denk dat er nog voldoende speelruimte voor de overheid is. ‘Die kan op verschillende knoppen drukken om ervoor te zorgen dat bedrijven wél IMVO-normen gaan naleven.’ Dat doet de overheid nu al door voor te lichten over MVO, te verleiden met subsidies, voorwaarden te stellen voor MVO-beleid als je mee wil op een handelsmissie en door convenanten optuigen te vergemakkelijken.’
Aan die vier V’s kan nog een vijfde worden toegevoegd, denkt Ollivier de Leth: verplichting. ‘Als het doel is dat bedrijven verantwoord gaan ondernemen, dan kan de overheid daar niet omheen. Dat zorgt voor een duidelijke norm die voor iedereen hetzelfde is. Bovendien kan de overheid de norm dan ook handhaven. Dankzij de “knop” verplichting worden de andere knoppen ook een stuk effectiever: deelname aan convenanten als hulpmiddel om aan due diligence te doen wordt dan voor meer bedrijven en sectoren interessant. Als je dit slim aanpakt, als overheid het goede voorbeeld geeft, IMVO stimuleert en waar nodig met wetgeving afdwingt, kun je bedrijven die je nu niet bereikt wel meekrijgen. En dan kun je enorme stappen zetten.’
Morgen in deel twee: hoe inspireer je de achterblijvers?
(Vice Versa komt later in deze serie met een uitgebreid artikel over de rol die wetgeving kan spelen)
Fotobijschrift: 3 generaties koffieboeren van Fair Trade Original (credit Pieter-Bas Bouwman)
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een van de belangrijkste beleidsterreinen binnen de Hulp en Handelsagenda van het Nederlandse kabinet. Vice Versa wil met dit kennisdossier het debat in Nederland over IMVO voeden en levendig houden.
Het kennisdossier is een initiatief van Vice Versa in samenwerking met de Civic Engagement Alliance, het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en de Fair, Green and Global Alliance.
Afstemmen met Afrika
Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.
Lees artikelDavid Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden
Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.
Lees artikelPinksterzaterdag op de A12
Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’
Lees artikel