Wat drijft genderexperts en hoe maak je een organisatie genderbestendig? Een rondetafelgesprek met Sander Hehanussa (WO=MEN), Maria van der Heide (ActionAid) en Anne Kwakkenbos (Cordaid). ‘Vertegenwoordiging is heel belangrijk, maar tegelijk ga je daarmee voorbij aan het structurele, aan de onderliggende oorzaken van genderongelijkheid.’
Sander Hehanussa werkt als man bij een organisatie die WO=MEN heet en Dutch Gender Platform als ondertitel heeft. Hoe wordt daarop gereageerd als iemand op een verjaardagsfeestje naar zijn werk vraagt? ‘Vrouwen reageren altijd heel positief’, antwoordt hij lachend. En mannen? Hehanussa denkt even na en zegt dan: ‘Die vinden het eerder interessant.’ Voor hem was de overstap naar WO=MEN een bewuste keuze. Hiervoor werkte hij voor de overheid op het ministerie van Buitenlandse Zaken en binnen het maatschappelijk middenveld bij de ngo Both ENDS.
‘Ik heb voor dit soort werk gekozen’, vervolgt hij, ‘omdat ik vind dat iedereen ter wereld gelijke kansen en rechten hoort te hebben – nu is dat gewoon nog niet zo. Ook ben ik vroeger zelf gediscrimineerd en weet ik uit ervaring hoe naar dat kan voelen. Daarbij vind ik dat het opkomen voor gendergelijkheid en vrouwenrechten niet alleen een “vrouwending” is; je hebt er ook mannen voor nodig.’
Hehanussa voelt zich op kantoor bij WO=MEN geen vreemde eend in de bijt. ‘Ik ben simpelweg een van de tien mensen in het team. Toen ik op het ministerie werkte, was het aantal mannen en vrouwen op mijn afdeling ongeveer gelijk. Bij Both ENDS was het overgrote merendeel al vrouw. Bij WO=MEN ben ik nu de enige man en is het proces voltooid.’
De anderen schieten in de lach.
Maria van der Heide neemt het stokje over en vertelt over haar motivatie. ‘Op het moment dat je werkt aan vraagstukken van ongelijkheid en het aanpakken van armoede en onderdrukking, ontkom je er niet aan om ook naar gendergelijkheid te kijken. ActionAid heeft een systemische benadering, waarin we naar onderliggende patronen zoeken: daar komt gendergelijkheid prominent in naar voren.’
‘Aan de ene kant’, zegt ze, ‘wordt genderongelijkheid binnen de ontwikkelingssamenwerking op veel vlakken aangepakt en is het beleid goed neergezet door oud-minister Ploumen en minister Kaag, maar aan de andere kant moet er nog veel gebeuren.’
Ze geeft een concreet voorbeeld: ‘Op het ministerie was er een linking and learning-bijeenkomst vanwege een evaluatie naar de strategische partnerschappen. Tijdens de presentatie was er één dia over gender, waarop alleen maar stond: “Gender: Whoops”. Het zei eigenlijk alles. Programma’s bleken vaak genderblind te zijn. ‘Ik zie wel dat iedereen ermee bezig is en dat individuen en organisaties proberen te leren, maar het blijft soms hangen in de instrumentele benadering of in het rapporteren over hoeveel vrouwen er in een workshop of paneldiscussie zaten. Vertegenwoordiging is heel belangrijk, maar tegelijk ga je daarmee voorbij aan het structurele, aan de onderliggende oorzaken van genderongelijkheid.’
Bij Anne Kwakkenbos speelde vooral haar persoonlijke ontwikkeling mee om voor dit werkveld te kiezen. ‘Toen ik een jaar of acht was, begon ik te beseffen dat er andere verwachtingen naar meisjes toe waren dan naar jongens. Dat vond ik heel fascinerend. Zo wilde ik in groep vier mijn haar kort knippen, omdat het handig was en makkelijker met spelen. Dat vonden mijn klasgenootjes maar niets, want een meisje hoort lang haar te hebben.’
Zelf was ze een periode later vooral geïnteresseerd in jongerenparticipatie, maar gender kwam automatisch weer in beeld. ‘Ik was actief binnen de Nationale Jeugdraad en in de PvdA en vond dat ik net zo behandeld moest worden als een man. Toch liep ik ook daar weer tegen barrières aan en begon ik in te zien dat sommige issues niet met mij als persoon te maken hadden, maar met waar vrouwen issues mee hebben. Ik raakte ervan overtuigd dat het op een andere manier moet en toen ben ik met het onderwerp aan de slag gegaan.’
‘Ook nu, met het werk. Cordaid werkt in conflictgebieden en dan zie je dat het patriarchale systeem de inclusie van veel groepen belemmert. Als je dat niet aanpakt, zul je nooit duurzame verandering krijgen. Het is bij mij persoonlijk begonnen, maar uitgemond in het besef dat dit deel uitmaakt van een groter systeem.’
Sander Hehanussa knikt: ‘Ik denk inderdaad dat je begint vanuit je eigen belevingswereld. Het is ook zo dat hoe méér je erover leert, hoe meer je de dingen ziet, zoals stereotyperingen in de media. En hoe al dat soort typeringen en subtiele verwijzingen dan bijdragen aan genderongelijkheid. ‘Neem de vrouw die in reclames nog altijd in de keuken staat. Of de reclame van Albert Heijn: mooi dat de manager van de supermarkt een vrouw is, maar ze moet nog steeds het hele huishouden doen, terwijl haar vriend niets doet. En altijd wordt de man weer afgebeeld als arts of agent, terwijl de vrouw verpleegkundige is.’
Maria van der Heide vult aan: ‘Of al die masculiene betitelingen, dat er momenteel overal op aarde “stoere leiders” worden verkozen.’
Anne Kwakkenbos, lachend: ‘Ik kan ook niet meer echt van romantische komedies genieten, zoals ik dat tien jaar geleden nog kon. Het ongelijkwaardige spat er meestal sinds de eerste scène al van af. Altijd dat idee van de vrouw die gered moet worden door een man. Dan denk ik weleens: dit is waar wij mee opgegroeid zijn, dit is kennelijk wat liefde is. ‘Neem Love Actually, met Hugh Grant, die daar een premier in speelt en zomaar kan bepalen dat hij vrouwen wegstuurt, omdat ze hem afleiden. Of Bridget Jones’s Diary, waarin een foute man zit die toch óók wel weer interessant wordt gevonden. Je zou veel meer het gevoel moeten hebben dat dingen gelijkwaardig zijn, dat het niet per definitie zo hoeft te zijn dat de man de vrouw ten huwelijk vraagt, of voor een afspraakje, of dat de vrouw eerst overwonnen moet worden. Met dit soort dingen in de populaire cultuur worden we dag in en dag uit geconfronteerd.’
Werken ze zelf eigenlijk bij een werkgever die het label ‘feministische organisatie’ verdient? ‘Nog niet,’ zegt Kwakkenbos, ‘maar we willen wel die kant op. Het vijfde duurzame doel (gendergelijkheid, red.) staat centraal binnen ons werk, maar we zijn nog geen feministische organisatie zoals ActionAid dat is. Cordaid is ook een ander type organisatie.’
‘En laten we eerlijk zijn: als wij in een land als Afghanistan zouden zeggen dat we “een feministische organisatie” zijn, weet ik niet of dat ons werk ten goede zou komen. Je moet rekening houden met de context. Wij werken in Afghanistan aan meer inclusie van vrouwen, maar het zou schade kunnen aanrichten als we het als “feministisch” labelen.’
Hehanussa: ‘Ik denk wel dat wij een echt feministisch platform zijn, wat niet betekent dat we op onze lauweren rusten. Als het gaat om diversiteit op basis van kleur en leeftijd, zit het wel goed bij WO=MEN. Ik ben er nu alleen de enige man, dat moet anders. We moeten kijken hoe we dat kunnen veranderen: door bewust te zien waar we onze vacatures uitzetten en hoe we ze opstellen. Welk woordgebruik hanteren we? Ook kunnen we de vacatures in andere netwerken uitzetten, om te voorkomen dat er alleen maar vrouwen solliciteren.’
Kwakkenbos knikt: ‘Taalgebruik is heel belangrijk. Als een vacature in feminiene taal wordt opgesteld, trek je alleen bepaalde mensen aan – en andersom evengoed. Een denktank in Den Haag belde mij eens op voor advies, omdat het alleen maar mannelijke sollicitatiebrieven kreeg voor zijn vacatures. Ik heb die bekeken en zag meteen het probleem: dat je “excellent” en “amazing” moest zijn. Vrouwen laten zich daar toch door afschrikken, omdat ze denken niet aan dat beeld te voldoen. Om meer mannen in de genderwereld te krijgen, moet je misschien juist wèl dit soort taal hanteren.’
Bij ActionAid is men nadrukkelijk met het thema feministisch leiderschap bezig. Niet alleen in Nederland, maar binnen de federatie van alle 45 landen. ‘Voor mij is er niet één soort feminisme,’ zegt Van der Heide, ‘maar de gemene deler is dat het draait om gelijkwaardigheid tussen mensen. Als je het over feministische organisaties hebt, zijn dat groepen, bewegingen en netwerken die bezig zijn met feminisme als politieke ideologie, als antwoord op de patriarchale samenleving.’
‘ActionAid heeft de laatste jaren veel in de samenwerking met deze groepen geïnvesteerd en ook veel van hen geleerd. Dat is de reden geweest dat wij onze principes voor feministisch leiderschap als federatie hebben opgesteld (zie kader). Het is bijna altijd terug te voeren op macht. Hoe zit dat in de eigen organisatie en hoe werk je met elkaar en met andere landen? Uiteindelijk hopen we een feministische organisatie te worden. Anne geeft ons de credits dat we het al zijn. Ik denk het niet, maar we stoppen er veel tijd en aandacht in. Daar ben ik best trots op.’
Kwakkenbos knikt: ‘Wij zijn nog lang niet zover als jullie, dat heeft ook te maken met het karakter van onze organisatie.’ Doelt ze hiermee ook op de rol van de bisschoppen die nog altijd in het bestuur van Cordaid vertegenwoordigd zijn? ‘Nee,’ zegt ze, ‘voor gendergelijkheid is dat geen enkel probleem’ – om meteen op iets anders te wijzen: ‘Wat mensen soms vergeten, is dat wij door de katholieke netwerken toegang hebben tot groepen waar meer activistische organisaties géén toegang tot hebben. Dat is een toegevoegde waarde van Cordaid.’
‘Je kunt een gesprek voeren met groepen waar andere organisaties geen gesprek mee kunnen hebben. Via de kerk of zoals we nu in Afghanistan doen, in gesprek met religieuze leiders vragen of ze tijdens het vrijdagmiddaggebed aandacht willen besteden aan het toegenomen huiselijk geweld tijdens de coronacrisis. Drie jaar bij Cordaid heeft me geleerd dat we misschien niet altijd vooráán heel hard staan te schreeuwen, maar dat we wel dezelfde boodschap verkondigen, op een andere manier en via andere kanalen. Je hebt beide soorten nodig.’
Van der Heide: ‘Ik denk dat we een goede aanvullende aanpak hebben, waarbij wij wat duidelijker kleur bekennen en uitgesproken zijn. Je noemde al de effecten van de coronapandemie op vrouwen: het geweld tegen hen is ernstig toegenomen, evenals de onbetaalde zorgtaken. Waar wij dan lawaai over maken is niet dat individuele gezin of die ene gemeenschap, maar het grotere probleem en een structurele oplossing.’
‘Dat is best ingewikkeld, omdat je dan grotere woorden gebruikt, die gevoelig liggen. Ik merk ook in Nederland nog steeds een gevoeligheid bij het woord feminisme. Als we dat gebruiken, komen er niet altijd positieve reacties. Vorig jaar deden we een peiling waaruit bleek dat dertig procent van de Nederlanders zichzelf als feminist identificeerde. Daar was ik heel blij om. Het helpt natuurlijk dat mensen als Obama zich feminist noemen en dat je een feministische buitenlandpolitiek hebt in Canada en Zweden. En dat daar duidelijk wordt neergezet dat feminisme meer is dan alleen maar kijken naar de individuele levens van vrouwen.’
Het gesprek komt terug op diepere machtsvraagstukken, waarin gendergelijkheid een rol speelt. ‘Voor mij is feminisme een beetje hetzelfde als zuidelijk leiderschap’, analyseert Anne Kwakkenbos. ‘Het gaat erom dat je over die macht gaat praten en waar die ligt. Dan zijn de patronen binnen ontwikkelingssamenwerking vaak hardnekkig. Ik zeg vaak tegen onze partners dat ze echt niet overal een Cordaid-sticker op moeten plakken. Het is immers hùn programma, maar hoe vaak je niet nog een prullenbak ziet staan met daarop de woorden “this is donated by the people of Japan”. Onze sector heeft nog een weg te gaan om niet overal haar stempel op te willen drukken.’
‘Voor Cordaid is het makkelijker om de deur naar de Verenigde Naties te openen dan voor maatschappelijke organisaties uit het Zuiden. Maar dan moeten wij zorgen dat we die deur enkel openhouden voor onze partners en dat zij op de stoel gaan zitten. Vervolgens is het een uitdaging om tegen die partner te zeggen dat ze niet de mannelijke directeur van vijftig of zestig stuurt, maar dat er genoeg andere experts zijn die over dit onderwerp kunnen praten en die niet per se de titel van directeur hoeven te hebben. Het is een cultuur die moeilijk te doorbreken is, maar een gesprek dat je continu moet voeren.’
‘Vanuit onze donoren is er vaak de druk dat we snel moeten leveren. Ik zou bij alles wat we doen het liefst eerst een goede gender- en machtsanalyse laten maken, zeker in de landen waar wij zitten. Maar soms wil een donor binnen een of twee weken een voorstel zien en dan lukt dat niet.’
Tot slot: hoe genderbestendig is het maatschappelijk middenveld in Nederland? ‘Dat mag nog wel beter’, antwoordt Sander Hehanussa. ‘Ik denk dat de wil en de toewijding er zeker zijn. Kijk je naar concrete acties, dan loopt dat nog een beetje achter. We spraken eerder al over de evaluatie van de strategische partnerschappen en de geconstateerde genderblindheid van veel programma’s.’
‘Naar aanleiding daarvan heeft Partos (de branchevereniging voor ontwikkelingssamenwerking, red.) een evenement gefaciliteerd waaraan wij ook meededen. De deelnemers gingen met elkaar in gesprek over hoe het beter zou kunnen – dat geldt ook voor onze leden. Dat heeft te maken met hoeveel voltijdsbanen een organisatie voor genderexperts reserveert en hoeveel budget zij tot hun beschikking hebben.’
‘En aan wie moet er gerapporteerd worden? Aan de directie of ergens lager in de organisatie? Is er voldoende geld voor interne opleidingen om de kennis op het terrein van gender te vergroten? Zulke factoren spelen allemaal mee.’
Kwakkenbos: ‘Ik voel me bij Cordaid soms de stok achter de deur, maar op een goede manier, hoor. Wij zijn een grote organisatie, met meer dan duizend mensen. Lang niet iedereen heeft kennis van gender in het eigen systeem zitten. We zorgen ervoor dat we op al onze kantoren een aanspreekpunt hebben, maar dat betekent niet dat je meteen een lokaal genderbeleid hebt.’
‘In veel landen moeten we nog steeds tegen de assumptie opboksen dat het niet zo nodig is. En ik begrijp soms best dat een landendirecteur zegt: “Ik ben nu met een acute crisis bezig en heb even geen tijd om een genderanalyse te doen.” Dat besef moet wel veranderen, want het verbetert onze interventies. Het vergt alleen tijd en bewustwording.’
Van der Heide knikt: ‘Wij hebben binnen ActionAid een campagnevoerder voor vrouwenrechten, maar we zorgen wel ervoor dat het de verantwoordelijkheid van iedereen is om naar gender te kijken. Dat betekent dat de organisatie iedereen van kennis moet voorzien en daar actief in investeert. Als mensen niet de kennis en de tools hebben, zul je het niet veranderen.’
Dit artikel is verschenen in de Genderspecial van Vice Versa en WO=MEN. Voor meer informatie zie https://viceversaonline.nl/site/2020/09/24/genderspecial-vice-versa-tijd-voor-een-feestje/
Kader
De tien feministische principes van ActionAid
- ZELFBEWUSTZIJN. Weet wie je bent en ben je bewust van je kracht èn ontwikkelpunten. Jouw waarheid is niet altijd dezelfde als die van een ander.
- VERANTWOORD SAMENWERKEN. Werk als team samen aan de missie en doelstellingen en spreek waardering uit naar elkaar.
- ZORG VOOR JEZELF EN VOOR ANDEREN. Neem voldoende tijd voor ontspanning. Geef aan wat jij nodig hebt om in je kracht te kunnen staan, want vandaaruit kun je ook goed zorgen voor anderen.
- RESPECTVOLLE FEEDBACK. Geef elkaar constructieve feedback en sta ervoor open die ook te ontvangen.
- HERKEN VOOROORDELEN. Mensen zijn zich bewust van hun eigen situatie, plaats op de wereld en privileges. Vanuit dat zelfinzicht kun je ruimte en kansen creëren voor anderen die niet dezelfde privileges genieten.
- VERTROUWEN EN LEF. Geef elkaar het vertrouwen om nieuwe dingen te proberen. Vertrouwen is de basis voor groei en verandering.
- INCLUSIVITEIT. Denk bewust na over hoe je iedereen erbij kunt betrekken en anderen een stem kunt geven.
- ZERO TOLERANCE. Sta nooit misbruik, discriminatie of ongelijkheid toe.
- MACHT DELEN. Gebruik je macht of leiderschap om ruimte te creëren voor anderen, zodat zij kunnen groeien en je samen op gelijkwaardige wijze doelen kunt behalen.
- VERANTWOORD GEBRUIK VAN MACHT. Wees je bewust van de macht die je als individu en als organisatie hebt.

foto en copyright Leonard Fäustle
De gesprekspartners
- Sander Hehanussa is manager van het programma gender en duurzame economie bij WO=MEN
- Maria van der Heide is hoofd beleid en campagne bij ActionAid
- Anne Kwakkenbos is gender-, vrede- en veiligheidsexpert bij Cordaid.
Eerlijke toegang tot gezondheid als beste geneesmiddel
Waar kan Nederland binnen haar coherentiebeleid de komende jaren het beste op inzetten als het gaat om het aanpakken van Vaccin- en Mondiale Gezondheidsongelijkheid? En hoe kunnen we dit zo concreet mogelijk vormgeven? Deze vragen staan centraal tijdens de tweede editie van Het Grote Coherentiedebat op vrijdagmiddag 8 december in Dudok, Den Haag. Het debat is ook online te volgen.
Lees artikelRozen in de woestijn
In het hart van de woestijn, waar de hoop niet breed is gezaaid, bewijst Desert Roses dat er bloemen op de meest onverwachte plaatsen kunnen bloeien: ze daagt de bestaande normen uit, binnen een gemeenschap die meisjes als kapitaal ziet – om voor een vroeg huwelijk in te zetten. In Kenia laat Rael Lomoti ze nu door het meisjesvoetbal de kracht van het onderwijs inzien. Een reportage.
Lees artikelDonkere wolken?
Zelfs rasoptimist Paul van den Berg ziet weinig sprankjes hoop als hij door de lens van ontwikkelingssamenwerking naar de aankomende Tweede Kamerverkiezingen kijkt. In deze blog legt hij uit waarom, maar eindigt hij toch nog met een zonnestraaltje achter de wolken.
Lees artikel