Daan Wensing is de nieuwe directeur van het Initiatief Duurzame Handel (IDH), de pionier bij uitstek voor het samenvoegen van handel en hulp. Een interview om kennis te maken met iemand bij wie duurzame ontwikkeling in de genen zit. ‘Doe duurzame handel vanaf het begin vanuit een commerciële invalshoek’, is zijn eerste advies.
‘Een gepassioneerd iemand die zijn hele leven al met duurzame ontwikkeling bezig is en ontzettend veel energie heeft om daarmee aan de slag te gaan.’ Daan Wensing heeft maar weinig tijd nodig om een antwoord te geven op de vraag zichzelf eens te karakteriseren. We zitten in het vrijwel verlaten kantoor in Utrecht voor een kennismakingsinterview met de nieuwe directeur van het Initiatief Duurzame Handel. Hij volgde in november founding father Joost Oorthuizen op, die de topman van het nieuwe staatsbedrijf Invest International is geworden. Het onderwerp duurzame ontwikkeling is hem met de paplepel ingegoten.
De sociale kant komt van zijn moeder, die advocate was. ‘Zij was sociaal raadsvrouw, dus voor mensen die geen advocaat konden betalen. Van haar heb ik de menselijke component meegekregen.’ De liefde voor natuur en milieu vooral van zijn vader, die bioloog was bij Burgers’ Zoo, in Arnhem. ‘We gingen hem vaak ophalen aan het eind van de dag. Dat was precies de tijd dat de Burgers’ Bush werd gebouwd, wat echt een wereldwijde revolutie was in de wereld van de dierenparken. Ik mocht dan achter de schermen meekijken bij de bouw.’
Voor die tijd was de dierentuin veel meer gebaseerd op traditionele verblijven voor de dieren, soort bij soort. ‘Maar in Arnhem wilden ze een ecodisplay, zoals dat werd genoemd, waarbij je het ecosysteem kon laten zien en dieren meer in de context werden geplaatst, in samenhang met elkaar. ‘Waarbij mensen dus eigenlijk vrij rondlopen’, vervolgt Wensing, ‘en de dieren om hen heen bewegen – en ook de planten een nadrukkelijke rol krijgen. Dit systeem heeft in heel de wereld navolging gekregen en de dierentuinwereld omgevormd.’
Het bracht hem een levensles bij. ‘Ik heb van mijn vader meegekregen dat je altijd nieuwe dingen moet uitproberen. Als dingen nog niet bestaan, betekent het niet dat ze onmogelijk zijn. En doe dingen vooral al vanaf het begin vanuit een commerciële invalshoek. ‘Ook een dierentuin is natuurlijk gewoon een bedrijf zonder subsidies. Vaak reden we in het weekeinde even langs om te kijken. Staat de parkeerplaats vol? Je moet bij alles wat je begint meteen nadenken over de vraag of je het ook naar de markt kunt brengen.’
Wensing ging in Utrecht biologie studeren en liep zijn afstudeerstage in Chili, waar hij samen met een studiegenoot een plan moest schrijven voor een nationaal park ter grootte van Nederland. Mensen in Chili vonden het prachtig, maar er was helemaal geen geld voor. ‘Dat is zo’n beetje het verhaal van de gehele natuurbescherming’, zegt hij. ‘Er is nooit geld voor. Het spel met de macht leer je ook niet in een studie biologie.’
Vandaar dat Wensing nog een studie bedrijfskunde erbij deed en voor het Wereld Natuur Fonds op stage ging in Zuid-Afrika, een project om zwarte neushoorns ook op privéreservaten te krijgen en daar dan de economische en financiële waarde van te berekenen. ‘Als het economisch winstgevend wordt, kan het ook voor een landeigenaar interessant worden om zo’n dier te beschermen, in plaats van zijn grond voor landbouw of andere zaken te gebruiken. Daar begonnen voor mij die twee werelden van natuurbescherming en economie in elkaar te schuiven en mijn drive komt er vandaan om ze bij elkaar te brengen.’
Hij begon zijn professionele loopbaan bij Triple E, een adviesbureau op het raakvlak van economie en natuur, waar hij veel bezig was met de economische waarden die hangen aan een natuurgebied in Nederland. Daarna ging hij naar de Nederlandse tak van de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN, waar Wensing verantwoordelijk was voor het programma Leaders for Nature. ‘Daarin werkten we samen met zo ongeveer de twintig grootste bedrijven van Nederland: van Shell tot Nutreco en van Philips tot DSM.
Het idee erachter was om biodiversiteit echt verankerd te krijgen in de strategieën van bedrijven. Variërend van wanneer ze inkopen doen tot bij investeringsbeslissingen. ‘Dat was toen nog een zeer weerbarstig onderwerp. Vandaag wordt er veel meer over biodiversiteit gesproken in het bedrijfsleven, toen was het iets van aan de zijlijn. We werkten niet alleen met de top samen, maar vooral met young professionals en met het middenmanagement. Ik heb daar de taal van het grote bedrijfsleven leren spreken. Waar worden mensen bijvoorbeeld op afgerekend?’
Hij heeft er ook geleerd dat er altijd koplopers zijn, zoals Paul Polman van Unilever en Peter Bakker van *TNT Post, maar dat het juist erom gaat de bedrijven die géén koploper zijn mee te krijgen. ‘Je lost een probleem niet op als er alleen koplopers zijn, want dan heb je eilanden van hoop in een zee van misère. Het gaat erom het systeem en het denkkader om te krijgen.’
We staan er op het gebied van duurzaamheid nu beter voor dan toen hij begon, denkt Wensing. ‘De klimaatconferentie in Parijs was een kantelpunt. Voor die tijd was het vooral praten, praten en nog eens praten over het klimaat. Gaat er ooit nog iets gebéuren? vroeg ik me weleens af. ‘Maar sinds “Parijs” is heel de klimaatagenda enorm opgekomen. Je ziet het nu ook terug in de coronacrisis. Hoewel we in een gigantische crisis zitten, blijft de klimaatagenda gewoon doorgaan.’
Bij IDH was Wensing de laatste jaren verantwoordelijk voor het landschapsprogramma en de programma’s rondom een drietal waardeketens: palmolie, soja en tropisch hardhout. In welke sectoren ziet hij verbetering en in welke niet? ‘Ik denk dat we vooral met palmolie in Europa veel vooruitgang hebben geboekt. Bijna negentig procent van de palmolie die Europa binnenkomt voor voedseldoeleinden is duurzaam geproduceerd, terwijl we vier jaar geleden nog op twee derde zaten.’
‘Bij soja is dat veel minder, maar daarvoor worden nu ook stappen gezet. Hout was vroeger een van de koplopers, met FSC als bekendste keurmerk. Op de economische crisis van 2008 volgde een huizenbouwcrisis, waardoor in Europa veel vraag naar tropisch hout wegviel, laat staan naar de duurzame variant.’
‘Het imago van tropisch hout is vreselijk verslechterd door de campagnes van actiegroepen om ontbossing en illegale praktijken aan de orde te stellen. Zo zijn veel sectoren iets anders gaan gebruiken dan hout. Ze vervingen het door kunststof of door beton, om maar niet met het imago van tropisch hout geconfronteerd te worden.’
Het brengt het gesprek op de rol van actiegroepen rondom duurzame thema’s. IDH kiest er nadrukkelijk voor om met het bedrijfsleven en overheden samen te werken, het is zelfs een reden waarvoor de organisatie is opgericht.
Wensing vindt campagnes van actiegroepen over tropisch hout prima en het heeft volgens hem ook andere sectoren geholpen om nog scherper te zijn. Maar campagnes die voor een totaalverbod op palmolie pleiten, noemt hij the wrong end of the stick. ‘Natuurlijk moet je dingen die echt niet kunnen aan de kaak stellen, maar je lost niets op als je voor een boycot pleit. Nu is er een financieel-economische relatie tot de gebieden waar palmolie wordt verbouwd en kun je dingen ter verbetering aandragen en eisen stellen. Als je geen speler meer bent, wie zal er dan nog naar je luisteren? Dan ben je irrelevant geworden.’
Hij voegt eraan toe dat ook IDH profiteert van organisaties als Milieudefensie, ‘die dingen op de agenda zetten en daar vol voor gaan’. Aan de andere kant hebben deze actiegroepen op hun beurt ook organisaties als IDH nodig, is Wensing van mening. ‘Omdat wij in de dialoog met bedrijven naar pragmatische oplossingen zoeken, om naar datzelfde doel toe te werken. Ik denk dat we in dat doel geen verschil hebben. Je vult elkaar goed aan en natuurlijk kan het soms een beetje schuren.’
IDH bestaat nu twaalf jaar en was een organisatie *avant la lettre als het gaat om de koppeling van buitenlandse handel met ontwikkelingssamenwerking, een koppeling die in 2013 formeel is bekrachtigd door één gecombineerde minister voor beide beleidsterreinen. Op dit moment is de inspectiedienst van het ministerie, de *IOB, met een zogeheten beleidsdoorlichting bezig van hulp en handel die begin volgend jaar wordt verwacht.
Heeft de synergie tussen koopman en dominee echt iets opgeleverd of was het vooral een politiek compromis tussen VVD en PvdA in het kabinet-Rutte II? ‘Ik heb geen kristallen bol,’ zegt Wensing, ‘dus ik weet niet wat eruit zal komen. Ik denk dat we zeker lichtpuntjes zullen vinden, maar er nog lang niet zijn. Voor IDH is het een non-vraag, omdat we zijn opgericht om het bedrijfsleven eerst bij de millenniumdoelen en nu bij de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) te betrekken. ‘We kunnen geen cent uitgeven zonder het bedrijfsleven. Voor ons is het samenwerken met de private sector om impact te genereren rondom de duurzame doelen onze kernzaak.’
Maar is het niet een zwaktebod als je naar lichtpuntjes moet zóeken? ‘Nou,’ begint Wensing, ‘het ligt eraan wat je visie is op de wereld en op de rol die Nederland kan spelen.’
Hij noemt Brazilië. ‘Als ik in São Paulo land, zie ik een stad waar meer mensen wonen dan in heel Nederland. Het is een gigantisch groot land met tientallen miljoenen hectares aan landbouwgrond, met gigantische belangen in verschillende waardeketens. ‘Dan komen wij daar aan om als organisatie te helpen met een transitie naar duurzaamheid. Als je kijkt naar het grote spel van de transitie van landbouw in Brazilië, zijn we er nog lang niet. Je moet realistisch zijn in wat je kunt doen binnen het immense spel. Al zie je ook prachtige voorbeelden. Kijk naar de deelstaat Mato Grosso: daar vond de meeste ontbossing van het hele land plaats – en staat nu bijna boven aan de lijst van de minste ontbossing en er is een publiek-private samenwerking op gang gekomen voor soja, vlees en familielandbouw, zonder dat er nog veel bos gekapt hoeft te worden.’
Wensing pauzeert even en zegt dan: ‘Ik weet dat er nog steeds veel mensen sceptisch zijn over hulp en handel en de rol van de private sector, en terug willen naar hoe het vroeger was. Daar vallen vast goede argumenten voor te bedenken. Ik kom echter uit een andere school en geloof gewoonweg werkelijk in de kracht van het bedrijfsleven om dingen voor elkaar te krijgen. ‘Gisteren was er een sessie met het Netherlands-African Business Council (NABC). Het ging over investeren door bedrijven in Afrika voor betere banen, voor meer toegevoegde waarde in de bevoorradingsketens in Afrika zelf te zorgen, om de voedselzekerheid zo te regelen dat een multinational ingrediënten gewoon lokaal koopt, in plaats van te importeren. Het ging niet alleen over het Nederlandse of internationale bedrijfsleven, maar ook over het Afrikaanse.’
Hij volgt nu een directeur op die sinds het begin aan het roer bij IDH heeft gestaan. Een nieuwe financiering door de Nederlandse overheid is op een haar na rond, dus daar hoeft Wensing zich geen zorgen over te maken. De organisatie zal inhoudelijk op dezelfde voet verdergaan, zegt Wensing. Alleen zal er nog meer op Europa en daarbuiten worden gefocust en minder op Nederland. Ook met andere Europese overheden en bedrijven wordt ondertussen in toenemende mate samengewerkt, waarbij IDH de neutrale makelaar is die verschillende partijen bijeen kan brengen om systeemveranderingen binnen ketens en markten aan te jagen.
‘Ook voor Nederland is dat goed, omdat Nederlandse bedrijven niet alleen maar importeren voor productie in ons eigen land, maar eveneens voor de rest van Europa’, zegt Wensing. En hij wil de landenkantoren versterken – hij noemt die in China, India, Indonesië, Brazilië, Liberia en Kenia.
Wat zou – tot slot – de logische vervolgstap van Wensing in zijn carrière zijn, na IDH? Lachend: ‘Toen ik bedrijfskunde ging doen, moesten we in onze allereerste sessie aan onze buurman of -vrouw vragen waar die vandaan kwam en welke ambities die had. Ik kwam toen net terug uit Chili, waar ik mijn afstudeerproject voor biologie had gedaan. Mijn buurman Bram zei: “Ik zit toch naast een gekke vogel die hier volgens mij niet thuishoort. Hij heeft net herten zitten tellen in Chili en wil later directeur worden van de Wereldbank.” Ik weet dat de directeur van de Wereldbank altijd een Amerikaan is, maar dingen kunnen veranderen in de toekomst, dus die ambitie is er nog steeds.’
Kader
Over het Initiatief Duurzame Handel
Het IDH is in 2008 opgericht door Bert Koenders, toenmalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De organisatie ontwikkelt samen met bedrijven nieuwe zakenmodellen die duurzamere productie in ontwikkelingslanden kosteneffectief maken.
IDH brengt bedrijven, overheden, banken en ngo’s bijeen in coalities om regelgeving, investeringen en uitvoering goed op elkaar af te stemmen, met als doel: duurzame handel op te schalen van niche naar norm. *IDH werkt zo met zeshonderd bedrijven, ngo’s en overheden in veertig landen aan het dichterbij brengen van de duurzame ontwikkelingsdoelen.
foto: Leonard Fäustle
Afstemmen met Afrika
Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.
Lees artikelDavid Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden
Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.
Lees artikelPinksterzaterdag op de A12
Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’
Lees artikel