Door:
Marc van Dijk

17 juni 2021

Tags

‘Data zijn goud en wij zijn de goudzoekers’, zo noemde Gauthier Marchais zijn artikel over oneerlijke verhoudingen in internationaal wetenschappelijk onderzoek. De activist Nicera Wanjiru ondervindt in Kenia de ‘goudkoorts’ aan den lijve en besloot zèlf data te gaan verzamelen. Een dubbelinterview.

Stel: je woont in een van de grootste sloppenwijken ter wereld: Kibera, ten zuidwesten van Nairobi. Het is een gebied waar al meer dan honderd jaar mensen wonen, inmiddels naar schatting één miljoen, maar dat nog altijd niet door de overheid erkend wordt. Inwoners worstelen voortdurend met gebrek aan water- en sanitaire voorzieningen, overstromingen en dreigende uithuiszettingen. Verwacht je dan vaak enquêteurs of onderzoekers voor de deur?

Ondezoekers van Community Mappers aan het werk in Kibera

Data-activist Nicera Wanjiru, die in Kibera woont, vertelt dat het er verbazingwekkend veel zijn. ‘Voor mijn buren en mij geldt: als er onaangekondigd iemand op de deur klopt, dan kunnen we er meteen van uitgaan dat het iemand met pen en papier is, die ons vragen komt stellen. Het zijn mensen die we niet kennen en het resultaat van hun onderzoek zien we nooit. Sommigen jagen die mensen weg.’

Het wekt geen verbazing bij Gauthier Marchais, een Franse onderzoeker die aan het Institute of Development Studies werkt, dat is verbonden aan de University of Sussex, in Brighton. Hij verrichtte zelf veel veldwerk, in onder meer Congo. Er is volgens hem in alle wetenschappelijke domeinen die zich bezighouden met dergelijk veldonderzoek sprake van een steeds grotere honger naar data. Hij spreekt van een ‘empirische wending’.

‘Op alle terreinen van de wetenschap’, zegt Marchais, ‘is er een toegenomen vraag naar gegevens en een grotere behoefte aan cijfers. Veel onderzoeksfondsen hebben expliciet in hun beleid staan dat onderzoek op empirisch bewijs gebaseerd moet zijn. Ook aan ontwikkelingsstudies, buitenlandbeleid en hulpprogramma’s wordt die eis gesteld. Al het empirisch bewijs bestaat uit een vorm van data – grote verzamelingen onderzoeksgegevens. Het beïnvloedt ook de onderzoeksmethoden. Waar vroeger kwalitatieve diepte-interviews werden gehouden, kiest men nu sneller voor kwantificeerbare vragenlijsten. Die bieden meer mogelijkheden voor heldere statistiek.’

Terwijl de harde onderzoeksdata die in het mondiale Zuiden gewonnen worden dus steeds belangrijker en omvangrijker zijn, betekent het niet automatisch dat de manier waarop die data tot stand komen ook ten goede komt aan lokale (veld)onderzoekers die ze verzamelen.

Laat staan dat de onderzoeken automatisch ten goede komen aan de mensen die de data ‘leveren’ of zijn, zoals Nicera Wanjiru en haar regelmatig ondervraagde buurtgenoten, in het straatarme Kibera. Wanjiru heeft er schoon genoeg van: ‘Het wordt tijd dat onderzoekers en de academische wereld de aanwezigheid van lokale gemeenschappen op waarde schatten. Ze zijn er om gehoord te worden, niet om te gebruíken.’

Onderzoeksmoeheid

Gauthier Marchais is het er geheel mee eens. Met twee collega’s – Aimable Amani Lameke en Paulin Bazuzi – publiceerde hij in Critical African Studies het artikel Data zijn goud en wij zijn de goudzoekers, over oneerlijke verhoudingen in internationaal wetenschappelijk onderzoek.

‘De toegenomen vraag naar onderzoeksdata’, zegt hij, ‘brengt een reeks ethische uitdagingen met zich mee, zowel voor de onderzoekers met wie samenwerking wordt gezocht als voor de respondenten. Om met die laatsten te beginnen: ze worden mogelijk onderworpen aan herhaalde onderzoeksrondes door verschillende organisaties, wat kan leiden tot onderzoeksmoeheid – dat is als probleem al gesignaleerd.’

Gauthier Marchais

Als reactie is ‘geïnformeerde toestemming’ in opkomst. ‘Dat is de afgelopen jaren behoorlijk ontwikkeld, inclusief speciale ethische protocollen die verbetering moeten brengen – en toch is het nog steeds zo dat respondenten vaak geen enkele relatie zien tussen het onderzoek waaraan ze deelnemen en hun eigen leven.’

Hoe dat komt? ‘Neem mijn eigen onderzoek,’ zegt Marchais, ‘naar onderwijs in de context van gewelddadige conflicten. Daarvoor verzamelen we gegevens over de ervaringen en sociale achtergronden van mensen die zich in conflictgebieden bevinden. Het onderzoek moet uiteindelijk leiden tot onderwijsprogramma’s en -beleid. Het punt is alleen dat het een heel langdurig proces is om academische output te produceren. Overheden en ngo’s kunnen er rekening mee houden, maar ook dat is een kwestie van de lange adem.’

Onderzoeksprogramma’s kunnen om verschillende redenen tussentijds van richting veranderen, zegt hij, of worden afgebroken. ‘Kortom: de persoon die voor je staat en die vragen beantwoordt, ziet misschien nooit de resultaten. Het effect ervan op iemands leven is al helemaal onduidelijk. Sommige onderzoekers beloven aan respondenten dat meewerken zal leiden tot verbetering van hun situatie. Dat is het eerste wat ik veranderd heb in de projecten waaraan ik zelf meewerk. Wij zeggen erbij: “Het is onduidelijk of het jouw leven direct zal beïnvloeden, maar we zullen ons best doen.” Dat maakt deel uit van informed consent.’

Ongelijke hiërarchie

Marchais en zijn collega’s schrijven niet alleen over de oneerlijke behandeling van respondenten, maar ook over de moraal ten aanzien van de ‘goudzoekers’ – de westerse wetenschappers die in het mondiale Zuiden hun gegevens opdelven, of laten opdelven.

Bij grote onderzoeksprojecten die in Europa of de VS worden opgezet, zijn het vaak de partners in het Zuiden die het moeilijke werk doen. In de regel is er dan, volgens Marchais, sprake van ongelijke professionele hiërarchieën. Het gaat om extreme ongelijkheid in betaling, sociale zekerheid, ziektekostenverzekering en andere arbeidsvoorwaarden.

Het grootst is het verschil in de blootstelling aan gevaar. Marchais, die eerder dit jaar een Franstalig boek publiceerde over de thematiek van racisme en (neo)kolonialisme, zegt nu: ‘In de gebieden waar ik zelf onderzoek deed, zoals in het door conflict getroffen Congo, lopen onderzoekers die gegevens verzamelen grote risico’s. Het zal doorgaans zo zijn dat een Congolese onderzoeker er verzamelt, terwijl een Europese of Noord-Amerikaanse onderzoeker veilig achter een computer in zijn kantoor zal werken.’

Het kostte hem in zijn eigen projecten al moeite dat patroon te doorbreken en zelf een deel van het veldwerk te doen. ‘Ongelijke blootstelling aan risico is tot op zekere hoogte een verschijningsvorm van racisme. Ik zeg niet dat het systematisch racistisch is en ook niet dat het met opzet zo gedaan wordt, maar het is een ongelijkheid die raciale vormen aanneemt.’

Het is ook nog maar de vraag of de lokale onderzoekers de juiste credits krijgen voor hun werk. ‘In principe is het nog steeds zo dat de westerse onderzoeker een publicatie scoort en de lokale onderzoekers soms niet eens vermeld worden, al helemaal niet als auteur. Terwijl het auteurschap natuurlijk voor iedereen even essentieel is om vooruit te komen binnen de wetenschap.’

Binnen- en buitenstaanders

Wanjiru, de data-activist, besloot jaren geleden al de werkwijze van internationale onderzoekers niet meer te accepteren: ‘Dat geldt trouwens ook voor die van Afrikaanse onderzoekers, want die zijn net zo erg. Het gaat me niet om een verschil tussen westers en niet-westers. Wij – mijn buurtgenoten en ik, maar ook alle bewoners van vergelijkbare wijken – worden al heel lang op een neokoloniale manier gebruikt.’

Data zijn geld waard, weet ze. ‘Wat mij kwaad maakt: de onderzoekers komen met hun vragen naar gemeenschappen zoals Kibera. Ze verzamelen data en schrijven een mooi rapport of voorstel. Vervolgens krijgen zij geld voor hun werk, maar de gemeenschap krijgt niets, niet eens een verslag. Het heeft ertoe geleid dat mensen niet eens meer aan onderzoeken willen meewerken die de situatie hier zóuden kunnen verbeteren. Daarom heb ik besloten zelf data te gaan verzamelen.’

Nicera Wanjiru, oprichter van Community Mappers

Wanjiru’s gedachte is even eenvoudig als innovatief – een fenomeen dat overigens op meer plaatsen zichtbaar is: laat de data verzamelen door mensen die zelf deel uitmaken van de gemeenschap. Nadat ze ruim tien jaar ervaring opdeed bij onder andere Slum Dwellers International, begon Wanjiru een eigen organisatie, onder de naam Community Mappers.

‘Als iemand uit mijn eigen straat me vragen komt stellen, vind ik diegene niet verdacht. Hij zal me ook geen valse beloften doen; hij zal eerlijk zijn over het gebruik van de gegevens. Bovendien kennen wij de wijk van binnenuit. Als je ons inschakelt, krijg je een veel realistischer beeld dan wanneer je buitenstaanders een wijk als deze instuurt. Van Kibera staat heel weinig op Google Maps. Alles verandert hier voortdurend. Je zult de straten, steegjes en de mensen zelf moeten kennen om erin te kunnen manoeuvreren.’

Onderzoekers van Community Mappers brengen een gebied in kaart

Community Mappers is een jaar geleden ontstaan uit een organisch initiatief, tijdens de pandemie, om ernstige en dynamische gemeenschapsbehoeften te monitoren en aan te pakken en krijgt nu vragen en opdrachten van onderzoekers en journalisten wereldwijd. Is community mapping een vorm van verzet?

‘Ja, dat is het zeker’, zegt Wanjiru. ‘Andere onderzoekers denken soms dat ik een soort competitie met ze aanga, maar het is eerder een manier om onze omstandigheden te verbeteren. Als ik naar het lokale bestuur ga en zeg: “We hebben toiletten nodig”, dan kan men daar weinig mee. We hebben bewijs nodig om politici en ngo’s te overtuigen.’

En zo blijkt het ook te werken: ‘We veranderen onze omgeving en de gemeenschap stukje bij beetje door mensen mee te nemen in het besef dat het belangrijk is om informatie te delen over wat er nodig is – zowel materieel als immaterieel. In het verleden zijn ze elk vertrouwen in het belang daarvan verloren. Maar nu wij ermee bezig zijn, zie je het terugkomen. Zo brachten we vorig jaar, toen de pandemie uitgebroken was, de voedselketen in beeld, van productie tot op het bord. Hetzelfde hebben we met afval gedaan.’

Wanjiru benadrukt dat ze niet met de gevestigde wetenschap in gevecht is, maar juist wil aanvullen en samenwerken. ‘We hebben de wetenschappers ook nodig om onze informatie te verwerken en te presenteren op een ander, internationaal niveau. En voor de wetenschap. En de wetenschap heeft ons nodig om aan betrouwbare informatie te komen, die werkelijk ten goede komt aan de gemeenschappen.’

Relevanter

Marchais is het ermee eens dat het nu het belangrijkste is om onderzoek en onderzoekers te hebben die zijn ingebed op de plaatsen waar het onderzoek wordt uitgevoerd, omdat het meer aansluit bij de behoeften van de mensen en relevanter voor hen is. Wel vreest hij dat de veranderingen in de praktijk niet snel zullen gaan, door de hoge druk op onderzoekers om met beperkte middelen in korte tijd resultaat te leveren, wat vaak leidt tot een terugval in oude patronen.

‘Ik put hoop uit een nieuwe generatie wetenschappers uit plaatsen in het oosten van Congo,’ zegt hij, ‘die academisch onderzoek vaak combineert met activisme en politiek engagement, het voortouw neemt bij het relevanter maken van onderzoek en het uitdagen van de problematische hiërarchieën.’

Voor goed onderzoek naar inclusieve mondiale ontwikkeling is het essentieel om samenwerkingen gelijkwaardig op te zetten. In deze serie onderzoeken Vice Versa en WOTRO Science for Global Development de dynamiek van Noord-Zuid-samenwerking in de wetenschap. Wat gaat er goed en wat moet er beter? De reeks is een vervolg op een eerdere serie artikelen over de rol van wetenschappers in het publieke debat.

Voor goed onderzoek naar inclusieve mondiale ontwikkeling is het essentieel om samenwerkingen gelijkwaardig op te zetten. In deze serie onderzoeken Vice Versa en WOTRO Science for Global Development de dynamiek van Noord-Zuid-samenwerking in de wetenschap. Wat gaat er goed en wat moet er beter? De reeks is een vervolg op een eerdere serie artikelen over de rol van wetenschappers in het publieke debat.

Afstemmen met Afrika

Door Ruerd Ruben | 06 juni 2023

 Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.

Lees artikel

David Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden

Door Yvonne van Driel | 05 juni 2023

Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.

Lees artikel

Pinksterzaterdag op de A12

Door Hans Beerends | 31 mei 2023

Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’

Lees artikel