Door:
Lennaert Rooijakkers

3 februari 2022

Tags

De pandemie trekt diepe sporen door het onderwijs in ontwikkelingslanden, waar de lange schoolsluiting nog jaren negatief zal doorwerken. Hopelijk zorgt dit voor een nieuw gevoel van urgentie om blijvend te investeren in onderwijs,  zeggen scheidend Edukans-directeur Ron Rijnbende en zijn opvolger Petra van Haren.

Het onderwijs heeft in veel arme landen enorm geleden onder de uitbraak van het coronavirus, maar er is één land waar steeds weer naar wordt gewezen tijdens het gesprek met Ron Rijnbende en Petra van Haren, op het hoofdkantoor van Edukans in Amersfoort: Oeganda. Dat is niet verwonderlijk, want tot voor kort werkte Van Haren er drie jaar als landendirecteur voor Cordaid – en nu is ze Rijnbende als directeur van Edukans opgevolgd.

Dat is niet eens de belangrijkste reden waarom het land steeds ter sprake komt, want als je er één moet noemen waar het onderwijs sinds maart 2020 zware klappen kreeg, dan is het Oeganda wel. Pas op 1 januari van dit jaar kwam er een einde aan de bijna twee jaar durende schoolsluiting. Eindelijk, maar de gevolgen van zó lang thuisblijven zijn desastreus en zullen een blijvende impact hebben, zeggen de oude en nieuwe directeur van Edukans.

Petra van Haren, de nieuwe directeur van Edukans

Van Haren zag met eigen ogen welk effect de pandemie en de schoolsluiting op het land hebben en hoe jongeren, hun ouders en hun leerkrachten erdoor zijn teruggeworpen in de tijd. En: hoe lastig het is om kinderen weer de klas ìn te krijgen. Oeganda dient tijdens het anderhalf uur durende gesprek dan ook steeds als schoolvoorbeeld om het belang van investeren in de publieke sector te benadrukken – juist nu.

Uitleggen hoe groot de problemen in Oeganda zijn, doe je niet in een notendop. Maar de paar voorbeelden die Van Haren geeft, zeggen eigenlijk al genoeg: ‘Een deel van de meisjes is zwanger geworden en voor veel ouders is het schoolgeld te duur, omdat ze bijvoorbeeld door de pandemie hun baan zijn verloren. Daarom houden ze hun kinderen voortaan thuis. En vergeet niet: heel veel leraren zijn weg, want die zijn al heel lang hun baan kwijt – dus die komen niet allemaal terug. Dat probleem laat zich niet zomaar oplossen.’

Diepe sporen

Om al die facetten weer recht te zetten en al die kinderen terug naar school te krijgen, ben je nog tijden bezig. Het verlies is dus veel groter dan alleen die twee jaar, zegt Van Haren: ‘Op de langere termijn zul je de impact nog veel meer zien. Ik denk dat we een aantal jaar teruggezet zijn in de ontwikkeling van landen. De vangnetten zoals we die hier hebben, waarmee je achterstanden kunt wegwerken, die heb je daar niet.’

Rijnbende, die na een dienstverband van dertig jaar bij Edukans nu met pensioen is, knikt bij het horen van die woorden: ‘De pandemie heeft wereldwijd voor enorme uitval gezorgd en achter elk kind dat niet naar school gaat, hangt een verhaal. Ze missen maaltijden, krijgen thuis te maken met geweld. Het betekent enorm veel sociale ellende en heeft samenlevingen echt op achterstand gezet.’

Zo goed en zo kwaad als het ging heeft Edukans de voorbije twee jaar geprobeerd de kinderen te helpen. Zo werd er in Ghana, Malawi, Kenia, Ethiopië en Oeganda een paar maanden lang schoolradio uitgezonden. ‘Omdat alle kinderen en leerkrachten thuiszaten,’ zegt Rijnbende, ‘begonnen we na te denken over wat we konden doen om voorlichting te geven of om leerkrachten te motiveren iets voor de kinderen thuis te doen. Daaruit kwam het dagelijkse programma Your Teacher On the Radio voort. Lokale leerkrachten gingen naar de studio, waar ze vragen van luisteraars beantwoordden over thuisonderwijs.’

Een analoge variant, dus, op de digitale oplossingen die we hier in het Westen zagen ontstaan. Wat het heeft opgeleverd? ‘Vooral voorlichting en informatie’, zegt Rijnbende. ‘Zodat er toch een stimulans kwam om iets met huiswerk te doen. Het is niet zover gegaan dat het echt een schoolradioprogramma werd, waarbij op zender les werd gegeven. Maar mochten de scholen nog eens dichtgaan, dan vraag ik me af: kunnen we dit soort alternatieven ook voor in de krant of op tv bedenken? Zodat er een parallel systeem komt waarbij je via media toch een paar dingen kunt opvangen.’

Rijnbende haast zich te zeggen dat het een middel kan zijn, maar geen oplossing. Hij is ervoor beducht om alles in te zetten op onderwijs via media of digitale kanalen. ‘Ja, ik denk dat het onafwendbaar is om ook in de landen waar Edukans actief is forse stappen op digitaal gebied te zetten. Oeganda heeft al uitgesproken dat de komende vijf jaar te willen doen, maar laten we niet denken dat we daarmee kwalitatief goed onderwijs op langere termijn waarborgen. Bovendien zijn al die digitale oplossingen in armere landen niet zo makkelijk toepasbaar als hier.’

Het allerbelangrijkste, zegt hij, is om dicht bij het echte onderwijs te blijven. ‘Dat vervang je niet zomaar, dus blijft alles draaien om de vragen: hoe kun je onderwijs minder kwetsbaar maken en hoe zorg je ervoor dat kinderen en jongeren in het klaslokaal het best mogelijke onderwijs kunnen krijgen? Je strategie kan natuurlijk veranderen, maar het hart van Edukans is: uiteindelijk zover komen dat je in de relatie leerkracht-leerling-klas de kwaliteit omhoog krijgt.’

Hervormingen zijn een must

Wanneer het over de coronacrisis gaat, wordt er al snel gesproken over kansen en mogelijkheden om allerlei grote zaken eens anders aan te pakken. Kijk naar thema’s als het klimaat of de manier waarop we werken. Gevraagd naar de mogelijkheden om te hervormen binnen het onderwijs in arme landen, wil Van Haren echter niet alleen spreken van een kans. Zij ziet het eerder als een must dat er de komende jaren iets fundamenteel verandert.

‘We hebben te maken met kinderen, van kleins af aan tot achttienjarigen, die twee jaar achterstand oplopen. Als je daar nu niets aan doet, gaat het heel veel impact hebben op de ontwikkeling van de landen waarin Edukans werkt – economisch en maatschappelijk. Grijp je niet in, dan krijg je de rekening als een boemerang terug. Daarom is hervormen wat mij betreft niet alleen een gouden kans, maar ècht een must.’

Rijnbende en Van Haren hopen dat de pandemie een nieuw gevoel van urgentie aanwakkert om blijvend te investeren in onderwijs. Maar daarbij is aandacht van de Nederlandse overheid cruciaal, benadrukken ze. ‘Als wij niet willen dat Afrikaanse landen nog verder terugglijden in armoede, dan moet onderwijs terug op de agenda als een van de kernaandachtsgebieden’, zegt Rijnbende.

Scheidend directeur Ron Rijnbende

‘Ik hoop dat een van de gevolgen van de pandemie is dat we weer erkennen hoe wezenlijk en fundamenteel investeren in de publieke sector is – en dat dat niet zomaar gaat via de weg van bedrijven en economie. Het zou een enorm krachtige zet zijn om meer middelen in te zetten voor de kwaliteit van onderwijs, want die was hiervóór al vaak onder de maat. De pandemie heeft dat alleen maar versterkt.’

Daarbij is het op een paar vlakken tijd voor een andere benadering, denken Rijnbende en Van Haren. Kansen creëren voor een generatie jongeren begint niet pas als je van de middelbare school af komt, daar moet eerder op worden ingezet. ‘Vanuit de Nederlandse overheid is er nu veel aandacht voor jongeren en werk, met name voor ontwikkeling van vaardigheden. Dat vind ik jammer, want voor een kind begint ontwikkeling bij de basisschool’, zegt Van Haren.

‘Als we het over investeren hebben, dan gaat het juist ook over basisonderwijs. Als je een generatie een toekomst wil bieden, dan begin je veel eerder, vanaf de bodem, met alles en iedereen die erbij hoort. Betrek de ouders erbij, zorg dat een kind naar school gaat. En als dat gebeurt, dat-ie veílig naar school gaat.’

Sandwichmodel

Dat is één stap, wat Rijnbende en Van Haren betreft. Daarnaast moet er gekeken worden of Nederland op een andere manier invloed kan uitoefenen op de onderwijssystemen in de landen waar de nood het hoogst is. Edukans werkt nu vaak ‘aan de onderkant’, waarbij de aandacht uitgaat naar leerkrachten en scholen, maar als het aan de nieuwe en de scheidend directeur ligt, wordt er voortaan gekeken of er ook aan de bovenkant dingen kunnen veranderen.

‘Werken op grassroots-niveau is superbelangrijk, maar uiteindelijk leidt het weinig tot structurele verandering. Tegelijkertijd ga je het ook niet redden als je alleen maar high over gaat’, zegt Rijnbende. ‘We zoeken daarom naar een strategie – we noemen dat “een sandwich” – waarbij je èn vanaf de basis in de samenleving werkt, dus dicht bij scholen en gemeenschappen, èn hoger in de onderwijsketen. Dat is mijn ideaal. Als dat zou lukken, om een goede koppeling te leggen tussen in de gemeenschap resultaten boeken èn in de onderwijsketen invloed hebben, dan kan dat een heel wezenlijke aanpak zijn.’

‘De rol van Edukans verandert steeds meer’, vult Van Haren aan. ‘We gaan van technische assistentie naar een katalysatorrol. Daarbij moet je op een ander niveau durven interveniëren, zodat je uiteindelijk een soort doorsijpeleffect krijgt.’ Samen met overheden en lokale partners moet daarbij worden gekeken naar de bouwstenen van het onderwijssysteem en hoe die – waar nodig – aangepast kunnen worden.

‘Wat kunnen we eraan doen om die bouwstenen te versterken?’ zegt ze. ‘Wie zijn er verantwoordelijk voor de curriculumontwikkelingen? Wat zijn elementen waarvan wij denken dat ze bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs en van de leerkrachten en hoe kunnen we die helpen versterken? Dat zijn de vragen die we ons moeten stellen.’

Als je inzet op systeemverandering kun je nog meer leerlingen bereiken, is de gedachte bij Edukans. ‘Daardoor gaat de kwaliteit van het onderwijs en de leerkracht verweven zitten in het systeem. Ik denk dat je daarmee veel meer impact kunt behalen’, zegt Van Haren.

‘Maar het is natuurlijk ook spannend,’ vervolgt ze, ‘want op het moment dat jij rechtstreeks een leerkracht kunt trainen, heb je heel direct zicht op wat die docent in een school doet. Wanneer je dat op een niveau hoger gaat doen, dan train je iemand die weer iemand anders traint. Voordat je dus bij die ene leerkracht bent, ben je weer een paar stappen verder. Dat betekent dat je op een andere manier moet gaan werken, moet leren loslaten en werkelijk vertrouwen moet hebben in de mensen binnen de landen waarmee we samenwerken.’

Het is iets heel groots om te proberen meer resultaten te boeken en meer impact te hebben door systeemverandering, maar Edukans is een kleine organisatie. Toch weerhoudt dat Rijnbende en Van Haren er niet van grote ambities uit te spreken.

‘Edukans’, zegt Rijnbende, ‘wil samen met haar lokale partners echt onderdeel van het onderwijs zijn. We willen niet een gemiddelde ngo zijn, die van buitenaf komt en probeert een paar veranderingen te realiseren. Edukans is een maatschappelijke organisatie en een onderwijsorganisatie en wil daarom ook ìn het onderwijs zitten.’

Dat wil niet zeggen dat Edukans wel eventjes zal vertellen hoe het moet gebeuren, benadrukt Rijnbende: ‘De ervaringen die je in Nederland hebt opgedaan in het onderwijs zijn relevant, maar we spreiden dat niet als een soort exportartikel uit over de landen waarin Edukans actief is. Dat kan niet. Het onderwijssysteem is van de overheid, dus die moet dat faciliteren.’

Hij haalt het Global Platform for Education aan, dat zegt dat ieder land in ontwikkeling twintig procent van het overheidsbudget aan onderwijs zou moeten besteden. ‘Dat is een enorme uitdaging, want hier in Nederland is het dertien procent van ons bnp, maar het is fundamenteel dat het wordt gedaan. Die landen hebben een jonge bevolking, dus moet men veel in onderwijs investeren voor de toekomst van het land.’

Daarbij moet één gegeven niet uit het oog worden verloren, vervolgt Rijnbende: ‘Per definitie hoort het onderwijssysteem aan te sluiten bij wat er cultureel, maatschappelijk en politiek speelt. De hoofdverantwoordelijkheid ligt bij de overheid, maar het moet altijd gaan over hoe de samenleving zelf ook invloed heeft op wat er in het onderwijs gebeurt.’

Nadenken over de kwaliteit van onderwijs moet je niet doen zonder betrokkenheid, eigenaarschap en invloed van de lokale gemeenschappen, zegt hij. ‘Het heeft ook te maken met opvattingen van jongeren en ouders van wat zij nu kwaliteit van onderwijs vinden. Daarmee organiseer je voor een deel ook tegenspraak. Edukans probeert ervoor te zorgen dat die behoeften gehoord worden, we kijken altijd hoe we het anders kunnen doen. Die invloed proberen we zo te mobiliseren dat het impact heeft op hoe het curriculum vormgegeven wordt.’

Geen snelle resultaten

Bottomline: als een overheid niet aanvoelt waar behoefte aan is, dan kun je een heel knap curriculum hebben dat totaal niet aansluit bij de behoeften in de samenleving of op de arbeidsmarkt. Maar als de wil er is en overheden, ngo’s, bedrijven en gemeenschappen hier en daar de handen ineenslaan, kan er daadwerkelijk wat veranderd worden, denken Rijnbende en Van Haren. Besef dan alleen wel dat je geen snelle resultaten moet verwachten.

Project voor beroepsonderwijs in Kenia (foto Jacco van Laar)

‘Het zou prachtig zijn als dat wel kon,’ zegt Van Haren, ‘maar wij willen niet alleen dat kinderen naar school gáán, we willen ook dat ze kunnen lezen en schrijven als ze van school komen. Bij een investering in een kind krijg je echt wel je return on investment, maar niet in een jaar of twee. Die realisatie is essentieel voor families en de maatschappij in arme landen.’

Quick fixes en de publieke zaak gaan niet samen’, zegt Rijnbende. ‘Bovendien zie je dat gemeenschappen zich enorm bekocht voelen als je met tweejarige programma’s komt en daarna alles weer opdoekt. Kijk naar Nederland: als je fundamentele dingen wilt veranderen, dan kost het tien tot vijftien jaar voordat je ziet wat iets oplevert. Dat is geen pleidooi voor een carte blanche, maar besef dat investeringen in maatschappelijke ontwikkelingen iets is van de lange adem, van geduld en uithoudingsvermogen – en van erin blijven geloven. Pas dan kom je stap voor stap verder.’

Het vraagt moed en durf van een overheid om te kiezen voor langetermijninvestering, weet Van Haren. ‘Dat merk ik ook in gesprekken met ambassades: alles moet snel, snel, snel. Je moet steeds van alles rapporteren. Je mag ons altijd verantwoordelijk houden voor wat we doen en dat is ook goed, maar sommige investeringen vragen om meer tijd – en nu is het relevanter dan ooit om aandacht te besteden aan die missie.’

 https://viceversaonline.nl/site/wp-content/uploads/2021/10/dossier-logo-for_the_public_good.jpg

De uitbraak van Covid-19 heeft wereldwijd tot een herwaardering van de publieke sector geleid. Wat betekent dit voor internationale samenwerking en het Nederlandse beleid in het bijzonder? Hoe kunnen we het beste bijdragen aan een goed functionerende publieke sector in onze partnerlanden? In het kennisdossier For the Public Good diepen we dit onderwerp verder uit.

For the Public Good is een initiatief van IRC, Edukans, Simavi en Vice Versa.

Programma Partindag 2023 verbreedt jouw blik

Door Yvonne van Driel | 15 september 2023

Het programma van de Partindag is bekend. Ook dit jaar verbreedt deze dag jouw blik. Hans Beerends, Ellen Mangnus, Marc Broere en Danielle Hirsch trappen de dag af. Het drietal Beerends, Mangnus en Broere werpt het licht op 50 jaar mondiaal activisme en Hirsch gaat in een gesproken column in op hoe informatie tot verandering kan leiden. En er is keuze uit 10 workshops. Voor ieder wat wils. De Partindag is op zaterdag 30 september in Nijkerk en begint om 10.00. Dit jaar georganiseerd Partin de ontmoetingsdag samen met Vice Versa.

Lees artikel

De klimaattop van Nairobi: een gedeeld Afrikaans bericht

Door Emmanuel Mandebo | 08 september 2023

Bij een historische samenkomst van Afrikaanse leiders op de Keniaanse top hebben ze de Verklaring van Nairobi uitgegeven: een oproep om klimaatverandering wereldwijd tegen te gaan, met Afrika als belangrijke speler in het midden gepositioneerd.

Lees artikel

Op de bres voor de kleine boer

Door Elizabeth Kameo | 07 september 2023

‘Wie in Afrika woont,’ stelt Shungu Kanyemba, ‘weet dat tachtig procent van onze bevolking van economische activiteiten uit het achterland afhankelijk is. We hebben allemaal wel een neef die nog steeds op het platteland werkt, als boer, en elke keer als je er langsgaat realiseer je je dat het leven er niet verandert. Ze maken de bakstenen nog *altijd op dezelfde manier! En dàt mag weleens omgegooid worden.’

Lees artikel