100Weeks is een nieuw platform in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met een revolutionair model: het geven van geld en training aan de allerarmsten – en zij beslissen zelf hoe ze het besteden. Volgens oprichters Gitte Büch en Jeroen de Lange zou het de standaard voor heel de sector moeten worden. ‘Het is bewezen effectief. Laat anderen maar bewijzen dat hun aanpak effectiever is.’
Toen Jeroen de Lange voor het eerst van ‘unconditional cash transfers’ hoorde, werkte hij nog voor de Wereldbank in Oeganda. ‘Mijn eerste reactie was: wat een maf idee, dat kan natuurlijk nooit werken’, zegt hij nu, terugkijkend. ‘Het was zo’n radicaal ander concept van ontwikkelingssamenwerking dat ik er nog helemaal niet klaar voor was.’
Het idee intrigeerde hem wel en hij begon erover te lezen. Toen kwamen de eerste onderzoeken naar de resultaten van direct geld geven en die waren enorm positief. Nu, zoveel jaar later, vindt De Lange het alleen maar logisch. ‘Ontwikkelingssamenwerking is zo complex,’ vertelt hij, ‘omdat we de lokale context als buitenstaanders nooit echt zullen begrijpen. Wat werkt nu als je mensen werkelijk uit de armoede wilt halen? Ik zeg niet dat geldoverboekingen de silver bullet voor alle problemen zijn, maar wel als je gezinnen uit de armoede wilt halen. Ik vind dat het zelfs de standaard binnen de ontwikkelingssamenwerking moet worden: gebruik cash als maatstaf. Bewijs maar dat een andere aanpak effectiever is.’
Na een loopbaan bij Buitenlandse Zaken, de Wereldbank en als Tweede Kamerlid voor de PvdA richtte hij zes jaar geleden 100Weeks op, samen met Gitte Büch. Zij was net terug in Nederland en was meteen enthousiast. ‘Voor mij vielen alle kwartjes samen’, zegt ze. ‘Ik heb in Tanzania bij een lokale ngo gewerkt en voor de Verenigde Naties in Vietnam. Ter plekke zag ik telkens weer dat mensen zelf heel goed weten hoe ze uit de armoede kunnen geraken. Ik was erg onder de indruk van hun kracht. Waarom denken wíj toch altijd te weten wat voor hen goed is? Ik heb dat altijd bevreemdend gevonden. Toen Jeroen over zijn idee vertelde, dacht ik direct: natuurlijk, dit is wat er nodig is.’

Een van de deelneemsters uit het 100 Weeks programma in Rwanda (foto Cynthia Omondi)
100Weeks begon in Rwanda met tien vrouwen uit Musanze en Kibuye. Inmiddels is de organisatie ook in Oeganda, Ghana en Ivoorkust actief en bereikt ze 4.600 vrouwen met het programma. Honderd weken lang krijgen ze cash en training en komen ze samen in zelfhulpspaargroepen van twintig deelnemers. In die periode krijgen ze elke maandag acht euro op hun mobiele telefoon uitgekeerd. In de trainingen leren ze niet alleen ondernemings- en financiële vaardigheden, maar ook familieplanning, hygiëne, voeding en opvoeding staan op het programma.
Het wekelijks bij elkaar komen is volgens De Lange en Büch belangrijk voor de vrouwen, omdat ze zich vaak eenzaam en onmachtig voelen. Ze geven elkaar advies, steunen en helpen elkaar en ontwikkelen verschillende initiatieven, zoals samen sparen, het opstarten van bedrijfjes en het ontplooien van activiteiten voor de gemeenschap waarin ze leven. Juist de combinatie van cash, training en spaargroepen maakt het programma zo succesvol, zegt Büch. ‘De vrouwen krijgen meer geld èn tegelijkertijd meer kennis over hoe ze slim ermee kunnen omgaan. Dat het binnen een sociale structuur gebeurt, is heel bevorderlijk.’
De Lange vult aan: ‘Met deze aanpak verschillen wij bijvoorbeeld van de organisatie GiveDirectly, die alleen maar geld geeft en geen training. De oorzaak van armoede is niet alleen een gebrek aan cash, maar ook vaak het ontbreken van kennis, vaardigheden en een ondersteuningsstructuur. In Nederland is dat overigens niet anders. Als je een start-up wilt beginnen en goede ideeën hebt, ben je als ondernemer naast geld ook geholpen met wat in hippe termen een *business acceleration-programma heet. Dat is niet tegenstrijdig met de basisaanname dat vrouwen voor zichzelf weten wat goed voor hen is.’
100Weeks richt zich op de allerarmsten uit een gemeenschap. Daarnaast heeft men er bewust voor gekozen alleen met vrouwen te werken, omdat uit onderzoek is gebleken dat er dan meer geld aan het hele gezin wordt besteed. De lokale partnerorganisaties, zoals Caritas of cacaocoöperaties, kiezen de vrouwen voor het programma uit. Dat doen selectiecomités. ‘Daarin zitten ook de dorpschef en de plaatselijke kerkleiding’, zegt De Lange. ‘Ga nooit om die lokale hiërarchie heen; alleen zo krijg je in een gemeenschap draagvlak voor het programma.’ Dit is volgens hem niet anders dan bij andere ontwikkelingsinterventies. ‘Of het nu een waterput of een nieuwe school is: het heeft altijd tot conflicten geleid, want er is nooit genoeg voor iedereen. Je kunt het beste de gemeenschap en lokale structuren er zoveel mogelijk bij betrekken.’
Wat ook helpt, zegt Büch, is dat niet alleen de directe deelnemers profiteren: ‘Sommige zijn bedrijfjes begonnen waarmee ze werkgelegenheid voor de gemeenschap verschaffen. De meeste groepen hebben een solidariteitsprogramma en kopen elke week iets voor iemand die heel arm is, maar niet voor het 100Weeks-programma is geselecteerd, zoals een paar kippen, water of rijst.’ De Lange knikt. ‘En ze kopen hun levensmiddelen lokaal in’, zegt hij. ‘Zo jaag je de economie aan.’
Na zes jaar zijn Büch en De Lange tevreden over de resultaten: de overboekingen sorteren op verschillende aspecten van het leven effect. Mensen worden gezonder, kinderen gaan weer naar school, er worden bedrijfjes opgezet. ‘Er gebeurt echt iets als een gezin plotseling geld heeft’, zegt Büch. ‘Uit onze cijfers blijkt dat zeventig tot tachtig procent van de deelnemers een jaar na afronding van het programma niet in armoede terugvalt. Ze hebben een aantal varkens of koeien gekocht, bebouwen een lapje aangeschaft land of zijn een naaiatelier of champignonkwekerij begonnen. Een kwart blijkt zelfs ontzettend ondernemend te zijn en wordt na de honderd weken verder geholpen met een microkrediet, om dóór te kunnen groeien. We hebben een afspraak met een microkredietinstelling dat ze een lening kunnen krijgen voor de helft van de normale rente.’
Wat 100Weeks ook bijzonder maakt is dat vanaf het begin niet alleen de benadering van armoedebestrijding zelf, maar ook de organisatiearchitectuur eromheen – zoals de platformtechnologie en de resultaatmeting – echt state of the art moest zijn. Het gaat om een zorgvuldig gevolgde interventie, waarin IT een cruciale rol speelt. Na een zogeheten multidimensional poverty baseline survey wordt ieder kwartaal de voortgang van de deelnemers gemeten. Die data worden gebruikt om het programma waar nodig bij te sturen en ze worden met de donoren gedeeld, in de vorm van infographics. Zo kunnen ze zien wat de impact van hun geld is.

Jeroen de Lange en Gitte Büch (foto Leonard Fäustle)
Volgens De Lange kun je een programma alleen tegen acceptabele overheadkosten opschalen als je met IT werkt. Omdat het programma volledig is gestandaardiseerd en steeds uit dezelfde componenten bestaat (cash, de groepen en training), is er veel te automatiseren. Het IT-platform is volledig transparant en heeft accounts voor de lokale 100Weeks-teams, de donoren, de lokale partners en het data- en communicatieteam. ‘Grote donoren kunnen hun eigen outcome survey data zien. Geen enkele andere organisatie in Nederland heeft zo’n dashboard voor donoren’, zegt hij trots.
Met het nieuwe platform 2.0, dat momenteel gebouwd wordt, kunnen ook privédonateurs straks precies zien wat er gebeurt met de vrouwen in de groepen die ze steunen via hun eigen account. Ook stelt het platform lokale partnerorganisaties in staat om zoveel mogelijk zelf handelingen te verrichten en de leiding in het proces te nemen. Het platform garandeert juiste registratie, een controlespoor en accurate data die laten zien wat het resultaat is. ‘Het is shift the power in de praktijk’, zegt De Lange, die gemiddeld twee dagen per week met IT bezig is. ‘En het is een tip voor andere organisaties: zet een programma echt op vanuit IT. Verzin niet eerst inhoudelijk iets en denk dan pas na over het technische deel, nee: IT moet vanaf het begin helemaal in het programma zijn geïntegreerd.’
Om het IT-platform verder te kunnen ontwikkelen en het programma op te schalen is er investeringsgeld nodig, maar dat is binnen de sector lastig te vinden. ‘In Nederland’, zegt Büch, ‘zijn er behalve de Postcode Loterij weinig organisaties die “vrij geld” geven. Het zou mooi zijn als Buitenlandse Zaken innovaties in de ontwikkelingssamenwerking helpt op te schroeven – zeker als ze van Nederlandse bodem zijn. Het kan financiering bieden en de verbinding met relevante netwerken leggen.’
Terugkijken zeggen beiden dat ze één ding anders hadden moeten doen: ‘We zijn met vijfduizend euro begonnen en hebben nu iets meer dan zes miljoen euro financiering verkregen’, zegt Büch. ‘Ons programma staat als een huis. We hebben minder tijd en geld besteed aan het vertellen van het verhaal. Eerst bewijzen dat het werkt, daar gingen we voor. Mijn tip aan beginnende organisaties: houd die balans goed in de gaten. Nu hebben we een prachtig product en kunnen we ook andere organisaties helpen met het opzetten van geldoverboekingen binnen hun programmaportfolio.
Maar we zijn nog niet zo bekend bij die organisaties. De tijd is rijp voor direct geven, dus nu is het zaak dat iedereen weet dat we er zijn. Anders kun je niet groeien en kunnen anderen er ook niet van leren.’
Dit artikel verscheen eerder in de topsectorspecial van Vice Versa. Wilt u het hele nummer ontvangen? Neem dan nu een abonnement op Vice Versa via via https://viceversaonline.nl/abonnement/
U ontvangt dan tevens als welkomstgeschenk het boek ‘De eerste Linies’ van hoofdredacteur Marc Broere
Afstemmen met Afrika
Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.
Lees artikelDavid Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden
Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.
Lees artikelPinksterzaterdag op de A12
Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’
Lees artikel