Nederland heeft als belangrijk handelsland een grote sociale en ecologische voetafdruk over de grens. De beleidsnotitie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, waarover de Tweede Kamer op 28 september debatteert, bevat een aantal veelbelovende elementen die het Nederlandse handelsbeleid daadwerkelijke duurzaam en rechtvaardig kunnen maken. Maar om daar te komen moet de minister haar ambities wel omzetten in daadkrachtig beleid, schrijft Karin van Boxtel van Both ENDS in deze opiniebijdrage.
Duurzame handel, groene groei, vergroenen van het handelsinstrumentarium, gelijkwaardige handelsakkoorden… de beleidsnotitie van minister Schreinemacher, waarover de Tweede Kamer binnenkort debatteert, staat vol met veelbelovende woorden over de toekomst van het Nederlandse handelsbeleid. De minister stelt in de notitie – terecht – dat ‘Nederland Handelsland’ een speler van wereldformaat is en ze steekt haar ambitie om een duurzame voorloper op het wereld-handelstoneel worden, niet onder stoelen of banken. Vanuit haar sterke positie kan Nederland inderdaad haar handel flink vergroenen en de (duurzame) ontwikkelingspaden van een groot aantal landen versterken.
De woorden vergroening en gelijkwaardigheid komen in de recente beleidsnotitie veel vaker voor dan in eerdere edities van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa-OS), maar ze hebben helaas nog te weinig om het lijf. Nergens wordt echt duidelijk wat precies wordt verstaan onder vergroening, of wanneer handelsbeleid daadwerkelijk gelijkwaardig is. Zonder duidelijke voorwaarden en criteria zal de beleidsnotitie een papieren tijger blijken in plaats van een stevig stappenplan om te komen tot echt groene en gelijkwaardige buitenlandse handel die duurzame ontwikkeling stimuleert.
Groene handel
Eind vorig jaar maakte Nederland een mooie en belangrijke stap met het ondertekenen van de Glasgow-verklaring, waarin 34 landen beloofden om geen fossiele export meer te steunen. Voor Nederland is zo’n afspraak broodnodig om de grote klimaatuitstoot buiten onze grenzen terug te dringen en in te zetten op hernieuwbare en voor iedereen toegankelijke energie.
De vergroeningsopdracht gaat echter verder dan fossiel. Nederland heeft, zoals de minister zelf ook constateert, een grote voetafdruk – volgens de spillover index zelfs de op drie na grootste van de hele wereld. Als we de vergroeningsopdracht serieus nemen, dan moet het buitenlandse handels- en investeringsbeleid drastisch op de schop. Vooral rond de sectoren waar Nederland groot in is en veel geld mee verdient – de maritieme en landbouwsector. De ambitie om onze ‘mondiale klimaat-, land- en watervoetafdruk’ terug te dringen is goed. Om dat te doen zal de minister niet alleen de duurzame voorlopers op voedselzekerheid, landbouw en water een flink duwtje in de rug moeten geven. Ze zal tegelijkertijd moeten stoppen met het stimuleren van de export van het Nederlandse intensieve landbouwmodel en niet-duurzame projecten in de watersector. Doet zij dat niet, dan zal de groene, duurzame buitenlandse handel die met de ene hand wordt opgebouwd, door het conventionele, vooral op economische groei gerichte handelsbeleid worden ondermijnd. Dan is het dweilen met de kraan open.
Een concrete manier om dit te doen is het aanpassen van handelsregels zodat landen waar wij handel mee drijven de vrijheid hebben om met import- en exporttarieven hun eigen duurzame voedselmarkten te laten groeien. Dan kan bijvoorbeeld Braziliaanse grond waar nu soja wordt geproduceerd voor de Nederlandse veehouderij, gebruikt worden voor regeneratieve land- en bosbouw door gemeenschappen zelf. Een ander voorbeeld: momenteel worden in handelsverdragen vaak clausules opgenomen die boeren het recht ontnemen om eigen zaden te gebruiken, te vermeerderen en uit te wisselen. In plaats daarvan zouden handelsregels juist moeten zorgen dat boeren zelf (mede-)eigenaar van innovatie zijn en zij zelf kunnen bepalen hoe ze zaden wensen te beheren. Zulke omwentelingen in het buitenlandse handelsbeleid zouden de (agro)biodiversiteit enorm ten goede komen én de lokale voedselproductie weerbaarder maken tegen onder andere de gevolgen van klimaatverandering.
Gelijkwaardige handel
De minister heeft ook een flinke ambitie op het creëren van gelijkwaardige partnerschappen, handel en een ‘power shift’. Dat betekent het aanpakken van de ongelijke machtsverhouding en het verleggen van controle naar degenen met wie we handel drijven. Dat is relatief gemakkelijk te realiseren. Cruciaal daarbij is de koppeling tussen handel en hulp. Dat was ook de conclusie in de recente IOB-evaluatie: duurzame ontwikkeling, inclusiviteit en de SDGs moeten integraal onderdeel zijn van de Nederlandse handelsdoelen. Zo draagt Nederland bij aan een sterkere handelspositie van landen waar het al een sterke handelsrelatie mee heeft, zoals Vietnam, Ghana en Colombia. En tegelijkertijd zal het een positieve weerslag hebben op het terugdringen van armoede, ongelijkheid en verlies van biodiversiteit in die landen.
Omdat Nederland altijd goed is geweest in het beïnvloeden van de spelregels, geeft het een sterk signaal als we op die combinatie tussen duurzame handel en hulp het voortouw gaan nemen. Dat betekent bijvoorbeeld dat we bij het afsluiten van handelsverdragen zoals Economische Partnerschapsakkoorden (EPAs), goed moeten luisteren naar wat andere landen willen. Dat is vaak iets heel anders dan wederzijdse tarief- en quotavrije toegang tot markten, want dat zorgt ervoor dat de lokale markten onvoldoende kunnen ontwikkelen en kwetsbaar worden voor de import van goedkope producten uit Nederland/Europa. Het betekent ook dat we meer zeggenschap bij lokale gemeenschappen moeten leggen. Bijvoorbeeld door af te stappen van de huidige vormen van investeringsbescherming (zoals het Investor State Dispute Settlement mechanisme – ISDS), die bedrijven meer rechten geven dan lokale gemeenschappen en nationale rechtssystemen ondergeschikt maken.
Focus op mensenrechten en gendergelijkheid
Dan is er nog een derde, onmisbare pilaar in groen en gelijkwaardig handelsbeleid: Het ten alle tijden waarborgen, beschermen en promoten van mensenrechten en gendergelijkheid in onze relatie met de landen waarmee wij handel drijven. Gelukkig heeft Nederland al een stevig track record op het promoten van mensenrechten en gendergelijkheid. Mede door onze sterke handelspositie, kunnen we ook op dit gebied de (handels)spelregels nog veel meer in de goede richting duwen. De IMVO wetgeving waar Nederland zich aan committeert, en de bindende duurzaamheidshoofdstukken in handelsverdragen zoals de EU Commissie voorop stelt, zijn daar belangrijke wegen voor. Hier kan Nederland actief op inzetten.
De ambitieuze woorden uit de handelshoofdstukken in de beleidsnotitie van minister Schreinemacher juichen we toe, maar vergen daadkrachtig beleid en implementatie. Echte duurzame en gelijkwaardige buitenlandse handel in deze tijden van urgente crises in de wereld, vraagt om nieuwe spelregels. Alleen dan kan onze handel duurzame ontwikkeling, zowel in eigen land als in de landen waarmee wij handel drijven, een echte impuls geven.
Karin van Boxtel is senior policy officer sustainable land use and trade bij Both ENDS
Inclusieve voedselzekerheid voor mensen met een beperking
Sinds 1992 is het op 3 december de Internationale Dag van Personen met een Beperking (IDPD), een dag waarop we hun positie bevorderen en die de publieke en politieke aandacht op hun bijdrage aan samenlevingen richt en op hun rol in de besluitvorming. Waar moeten we bij deze editie van 2023 op letten? Shitaye Astawes en Jasper Oei van het We are Able!-consortium berichten erover.
Lees artikelEerlijke toegang tot gezondheid als beste geneesmiddel
Waar kan Nederland binnen haar coherentiebeleid de komende jaren het beste op inzetten als het gaat om het aanpakken van Vaccin- en Mondiale Gezondheidsongelijkheid? En hoe kunnen we dit zo concreet mogelijk vormgeven? Deze vragen staan centraal tijdens de tweede editie van Het Grote Coherentiedebat op vrijdagmiddag 8 december in Dudok, Den Haag. Het debat is ook online te volgen.
Lees artikelRozen in de woestijn
In het hart van de woestijn, waar de hoop niet breed is gezaaid, bewijst Desert Roses dat er bloemen op de meest onverwachte plaatsen kunnen bloeien: ze daagt de bestaande normen uit, binnen een gemeenschap die meisjes als kapitaal ziet – om voor een vroeg huwelijk in te zetten. In Kenia laat Rael Lomoti ze nu door het meisjesvoetbal de kracht van het onderwijs inzien. Een reportage.
Lees artikel