Op 1 en 3 november waren de publieke tribune en de kijkers thuis getuige van een zelfbewuste minister die met trots over de sector en de vruchten van ontwikkelingssamenwerking sprak, tijdens de begrotingsbehandeling. Maarten van Nieuw Amerongen, politiek adviseur van Woord en Daad, doet verslag: ‘Hoewel de Kamer kansen liet liggen, smaakt het debat naar meer!’
In hun wekelijkse podcast is Liesje Schreinemacher door politiek verslaggevers Joost Vullings en Xander van der Wulp tot ‘minst bekende minister’ gebombardeerd. Desgevraagd lijkt zij er niet mee te zitten – ze is naar eigen zeggen niet jaloers op collega-bewindspersonen die vaker in de schijnwerpers staan en richt zich liever op ‘de inhoud’.
Bij het grote publiek stond de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) nooit vol in de aandacht; naar de aard van haar ambt verkeert ze nu eenmaal veel in het buitenland en de BHOS-begroting is relatief bescheiden. In een complexe mediarealiteit en een versplinterd politiek landschap kiezen veel Kamerfracties er bovendien voor om andere beleidsterreinen prioriteit te geven.
Wat niet aan haar zichtbaarheid heeft bijgedragen is dat er lange tijd simpelweg geen debatten met de Tweede Kamer zijn geweest – daar kwam de voorbije weken verandering in. Waar Schreinemacher bij het notaoverleg eind september nog wat onwennig oogde, kwam ze bij de begrotingsbehandeling goed beslagen ten ijs.
Productieketens in kaart brengen
Ze zat veel beter in de materie, beantwoordde een aantal kritische vragen met de nodige souplesse en somde met zichtbaar enthousiasme de vruchten van ontwikkelingssamenwerking op. Ze toonde zich welwillend in de richting van Stieneke van der Graaf (ChristenUnie) en de andere initiatiefnemers van het wetsvoorstel verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen.
Daarmee worden bedrijven verplicht hun productieketens in kaart te brengen, zodat misstanden aangepakt kunnen worden. De totstandkoming van zo’n imvo-wet is hoog nodig; de oude praktijk van gepaste zorgvuldigheid op basis van vrijwilligheid betekende in feite vrijblijvendheid, met tot gevolg dat duurzaam opererende bedrijven zich uit de markt prijsden.
De minister zegde toe haar eigen ontwerpwet voorlopig on hold te zetten, om samen met de initiatiefnemers en andere betrokken partijen te bestuderen hoe de twee voorstellen uiteindelijk in elkaar gefietst kunnen worden. Het initiatiefwetsvoorstel is hoe dan ook een hoopgevende ontwikkeling, omdat Europese wetgeving nog jaren op zich laat wachten – op nationaal niveau is het echter meer dan een goed signaal. Een Nederlandse imvo-wet in lijn met het Oeso-richtsnoer bepaalt immers mede het ambitieniveau en de effectiviteit van nader uit te werken Europese wetgeving.
Trots op maatschappelijke organisaties
Zoals gezegd liet Schreinemacher zich tijdens de begrotingsbehandeling lovend uit over de verdiensten van de ontwikkelingssamenwerking. Ze zei dat we ‘echt heel trots’ op het Nederlandse middenveld kunnen zijn, dat in samenwerking met zuidelijke partnerorganisaties en lokale gemeenschappen daadwerkelijk het verschil maakt: een hogere levensverwachting en fors afnemende kindersterfte in veel Afrikaanse landen, een halvering van de wereldwijde armoede in twintig jaar tijd en meer toegang tot schoon drinkwater, sanitaire voorzieningen en voedsel.
Met die voorbeelden trapte ze beslist geen open deuren in, want nog steeds leeft er bij veel mensen een gedateerd idee over ontwikkelingssamenwerking. In de beeldvorming is er sprake van een buitenlandse donor die eenzijdig prioriteiten stelt, van bovenaf kaders oplegt en een passieve ontvanger is die in het gunstigste geval de implementerende partner is.
Het is dus zonder meer positief dat Schreinemacher de loftrompet over innovatie binnen de ontwikkelingssector steekt, zonder voorbij te gaan aan het feit dat er nog veel ruimte voor verbetering is. Het internaliseren van gemeenschapsgeleide ontwikkeling en gedeeld leiderschap bij internationale samenwerking staat per slot van rekening nog in de kinderschoenen.
Door zich zo nadrukkelijk als ambassadeur van ontwikkelingssamenwerking op te werpen, slaagde ze er ook nog eens in om de antipolitiek, het cynisme en het feitenvrije discours van populistisch-rechts op waardige wijze van repliek te dienen. Zo bewees ze dat inhoudelijk tegenspel vaak meer oplevert dan morele verontwaardiging.
Een hefboomfunctie?
De rode draad door haar betoog was dat het kabinet in zijn ontwikkelingsbeleid inzet op het aanpakken van de grondoorzaken van armoede, klimaat, migratie en terrorisme. Die lijn is een voortzetting van de preventieagenda van Sigrid Kaag (BHOS-minister tussen 2017 en ’21), waarbij ontwikkelingssamenwerking naast een altruïstische component tegelijkertijd het nationale belang dient.
Daar is veel voor te zeggen vanuit de gedachte dat er geen veiligheid bestaat zonder ontwikkeling, en geen ontwikkeling zonder veiligheid. Dat neemt niet weg dat er een zorgwekkende trend te ontwaren is waarbij ontwikkelingsbeleid in toenemende mate geïnstrumentaliseerd wordt. Eigenbelang is dan niet langer bijvangst, maar wordt een doel op zich en begint soms met ontwikkelingsdoelen te schuren.
Niet alleen wordt van elke zes euro ontwikkelingsgeld één euro in Nederland uitgegeven om de eerstejaarsopvang van asielzoekers te bekostigen, ontwikkelingssamenwerking wordt ook in toenemende mate als hefboom gebruikt voor niet-ontwikkelingsrelevante doeleinden.
Zo gebruikt het ministerie een aanzienlijk deel van de OS-middelen om het Nederlandse bedrijfsleven in Afrika beter te positioneren, ondanks een uiterst kritische IOB-evaluatie, die vraagtekens zet bij de ontwikkelingsimpact van het hulp-en-handelsbeleid. Achterblijvende interesse vanuit Nederlandse bedrijven voor financiering van activiteiten in ontwikkelingslanden, zoals uit het Dutch Good Growth Fund, weerhoudt de minister er niet van om voor volgend jaar 134 miljoen extra te investeren in begrotingsartikel 1.
Als morele, verbindende opdracht
Waar het bedrijfsleven het voordeel van de twijfel krijgt, is Schreinemacher een stuk minder scheutig in de richting van het maatschappelijk middenveld. Omdat de middelen vanuit het Civic Space Fund nog niet geheel zijn uitgegeven, ziet het kabinet geen aanleiding om het structureel te verhogen. Het is onnavolgbaar dat het constateren van onderbesteding voor de ene doelgroep radicaal anders uitpakt dan voor de andere.
Ook gaan er – met name vanuit VVD-kringen – stemmen op om ontwikkelingssamenwerking verder met migratiebeleid te vervlechten. Duurzame ontwikkeling is echter intrinsiek waardevol in het licht van menselijke waardigheid. Internationale solidariteit is geen afgeleide van geopolitieke doelstellingen, maar een morele opdracht die liberalen, socialisten en christendemocraten met elkaar verbindt.
VVD-Kamerlid Jan Klink wekte de indruk dat hij Nederlandse ontwikkelingsgelden wil inzetten als hefboom om migratie via de Kaukasus, de Balkan en Noord-Afrika een halt toe te roepen. Het is goed dat de Kamer een stokje stak voor een motie in lijn daarmee, ondanks een ‘oordeel Kamer’ (positief preadvies) van de zijde van de minister.
Om wederzijdse belangen met landen aan de buitengrenzen van Europa te regelen, hebben we al een instrument: het EU-nabuurschapsbeleid – en Schreinemacher wees daar ook op. Het is de wereld op zijn kop als schaarse ontwikkelingsgelden worden aangewend als Haarlemmerolie om migratieafspraken met derde landen af te dwingen, temeer omdat er een brede consensus is dat OS-middelen dáár besteed moeten worden waar de sociale, economische en humanitaire noden het grootst zijn.
De Kamer laat kansen liggen
Ondanks de soepele omgang gunde Schreinemacher bij de bespreking van de moties de Kamer niet al te veel ruimte. Zo ontraadde ze een motie die de regering verzoekt onderzoek te doen naar het stabiliseren van het ontwikkelingsbudget (ODA). De hoogte daarvan wordt mede bepaald door de eerstejaarsopvang van asielzoekers en de groei van het bnp – nota bene drie (!) regeringspartijen dienden de motie (mede) in. Bovendien verplicht ze de regering in eerste instantie nergens toe in termen van concrete beleidswijzigingen; slechts een onderzoek was de wens. Uiteindelijk haalde de motie het toch, ondanks een negatief preadvies.
Tijdens zowel de Algemene Politieke Beschouwingen als de bespreking van de beleidsnota drongen verschillende Kamerleden aan op het nakomen van de internationale verplichting om 0,7 procent van het bnp voor Ontwikkelingssamenwerking te reserveren. Helaas volgde er tijdens de begrotingsbehandeling geen actie op in de vorm van een concrete motie of amendement. Dat is een gemiste kans, omdat een Kamermeerderheid er voorstander van is en een concréte kans zich aandiende om er werk van te maken.
Internationale voedselzekerheid
Jasper van Dijk (SP), Anne Kuik (CDA) en anderen stonden stil bij de uitwerking van de Oekraïens-Russische graandeal, die voor een groot deel als mislukt beschouwd kan worden. De Kamer wees er terecht op dat veel van het graan (in de magen van koeien en varkens) in West-Europa belandt en er te weinig bij het Wereldvoedselprogramma terechtkomt. Daardoor vissen juist landen in fragiele contexten achter het net.
Het breed gesteunde verzoek aan de minister om zich sterker in te zetten om graan uit de deal naar landen te verschepen die het zwaarst getroffen zijn, verdient niets dan lof. Tegelijkertijd stelt het teleur dat het daarbij blijft – er wordt geen fundamenteel debat gevoerd over het mondiale voedselsysteem als zodanig, dat ook buiten oorlogstijd grote afhankelijkheden en ongelijkheid creëert.
De gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor voedselzekerheid elders legt namelijk een veel breder probleem bloot. Afrikaanse landen zijn momenteel onvoldoende zelfvoorzienend en de verdeling van voedsel wordt in hoge mate bepaald door economische en geopolitieke belangen: de dubieuze rol van speculanten in stijgende voedselprijzen, de schade die gesubsidieerde exporten vanuit Europa aanrichten elders ter wereld, de enorme machtsconcentratie in de internationale zadenmarkt en het beperkt delen van patenten met kleinschalige boeren in Afrika. Dáár zou het gesprek over moeten gaan!
Zo kwam er een einde aan een goed en inhoudelijk debat, dat naar meer smaakt. Mij blijft deze begrotingsbehandeling vooral bij als het moment dat er een serieuze stap is gezet in de richting van een wet die van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen de norm maakt.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
Maarten van Nieuw Amerongen is politiek adviseur van Woord en Daad
Programma Partindag 2023 verbreedt jouw blik
Het programma van de Partindag is bekend. Ook dit jaar verbreedt deze dag jouw blik. Hans Beerends, Ellen Mangnus, Marc Broere en Danielle Hirsch trappen de dag af. Het drietal Beerends, Mangnus en Broere werpt het licht op 50 jaar mondiaal activisme en Hirsch gaat in een gesproken column in op hoe informatie tot verandering kan leiden. En er is keuze uit 10 workshops. Voor ieder wat wils. De Partindag is op zaterdag 30 september in Nijkerk en begint om 10.00. Dit jaar georganiseerd Partin de ontmoetingsdag samen met Vice Versa.
Lees artikelDe klimaattop van Nairobi: een gedeeld Afrikaans bericht
Bij een historische samenkomst van Afrikaanse leiders op de Keniaanse top hebben ze de Verklaring van Nairobi uitgegeven: een oproep om klimaatverandering wereldwijd tegen te gaan, met Afrika als belangrijke speler in het midden gepositioneerd.
Lees artikelOp de bres voor de kleine boer
‘Wie in Afrika woont,’ stelt Shungu Kanyemba, ‘weet dat tachtig procent van onze bevolking van economische activiteiten uit het achterland afhankelijk is. We hebben allemaal wel een neef die nog steeds op het platteland werkt, als boer, en elke keer als je er langsgaat realiseer je je dat het leven er niet verandert. Ze maken de bakstenen nog *altijd op dezelfde manier! En dàt mag weleens omgegooid worden.’
Lees artikel