Vrouwen op de vlucht zijn extra kwetsbaar – daarom moet er in het beleid meer oog voor hen zijn, betogen Anila Noor en Tahmina Ashraf, zelf allebei ooit naar Nederland gevlucht. Ze onderstrepen: het helpt niet om pas aan gender te denken als alle plannen al klaarliggen.
Vaak hebben gevluchte vrouwen en meisjes al veel meegemaakt vóór en tijdens hun vlucht. ‘Komen ze uit een land in oorlog, dan is de kans groot dat ze met – al dan niet seksueel – geweld te maken hebben gehad’, weet Tahmina Ashraf, directeur van Voice of All Women en zelf als zevenjarige uit Afghanistan gevlucht.Haar organisatie zet zich in voor empowerment en steun aan vrouwelijke vluchtelingen en asielzoekers in Nederland.
Maar op het moment dat mensen asiel aanvragen, gaat het gesprek vooral over praktische zaken: ‘“Waarom ben je gevlucht, waarom ben je naar dit land gekomen?” Vaak hebben vrouwen van tevoren met hun man een verhaal afgesproken en vertellen ze niet wat hen onderweg is overkomen.’
Ze krijgen amper de gelegenheid te verwerken wat er is gebeurd, zegt Ashraf. ‘Je moet meteen allerlei praktische zaken regelen: de verblijfsvergunning, de woonruimte, een school voor je kinderen – dat is lastig voor iemand die veel te verduren heeft gehad.’
Het kan bovendien lastig zijn in Nederland te aarden. Haar moeder, een feminist die een goede baan had in Afghanistan en goed Engels sprak, kostte het in elk geval grote moeite. ‘Ze had snel Nederlands geleerd,’ zegt Ashraf, ‘maar ze had niemand om mee te praten en raakte in een isolement dat tien jaar duurde. Mentale gezondheid is een belangrijk aandachtspunt bij vrouwen die gevlucht zijn.’
In 2010 richtte haar moeder Voice of All Women op, om aan integratie te werken, aan participatie en gendergelijkwaardigheid in gemarginaliseerde gemeenschappen. Ashraf is sinds twee jaar directeur. In de gespreksgroepen van Voice of All Women komen allerlei taboeonderwerpen aan bod, zoals huwelijksdwang, eergerelateerd geweld, gelijkwaardigheid van man en vrouw, achterlating in het land van herkomst. ‘Ze kunnen er hun bagage parkeren en verhalen van lotgenoten horen.’
Ook vluchtelingenactivist Anila Noor, directeur van New Women Connectors in Nederland, is zelf gevlucht. In 2015 kwam ze hier uit Pakistan aan. New Women Connectors is een Europees platform van vrouwelijke migranten en vluchtelingen. Het doel: Europees beleid dat beter bij hun uitdagingen aansluit. Om daarvoor te lobbyen, komt Noor veel bij overheden, politici en beleidsmakers over de vloer.
Ze vindt het van belang dat er in het internationale vluchtelingenbeleid verder gekeken wordt dan alleen de kwetsbaarheid van vrouwen, ‘want dan ga je er vooral van uit dat ze beschermd moeten worden’. Kijk ook naar de omslag die ze moeten maken en naar wat ze te bieden hebben, adviseert ze. ‘Misschien heeft een vrouw steeds te horen gekregen: “Je bent een goede vrouw als je een hidjab draagt”, maar in het nieuwe land moet ze ineens aan andere voorwaarden voldoen.’
Vaak hebben gevluchte vrouwen een groot gebrek aan informatie. ‘Je kunt wel uitleggen dat je hier als gekleurde vrouw zelf beslissingen mag nemen, maar zij hebben andere problemen en zijn veelal financieel van hun man of zoon afhankelijk.’ Ze ervaren veel afstand tot de belevingswereld in het land waar ze terechtgekomen zijn, ‘maar dat wil niet zeggen dat ze het niet in zich hebben’, zegt Noor. ‘Alleen moeten ze wel voldoende informatie krijgen.’ Onderwijs en training zijn daarom onmisbaar: ‘Als wij een activiteit organiseren, laten we hen over hun problemen praten en van daaruit gaan we nadenken over wat er nodig is om hun situatie te verbeteren.’
Anila Noor is blij dat de Nederlandse overheid met feministisch buitenlandbeleid aan de slag gaat, máár, zo waarschuwt ze: ‘Focus niet op één beleidsterrein, het gaat om een intersectionele aanpak. We moeten op alle terreinen inclusief werken, en die bijeenbrengen. Dus het gesprek moet óók over discriminatie en privileges gaan.’
Die inclusieve blik moet er bovendien meteen, vanaf het begin zijn. ‘Je kunt niet eerst beleid ontwikkelen en dan het genderperspectief er nog even in verwerken’, zegt ze. ‘Dat levert geen duurzame verandering op. Het gaat ook niet alleen om vrouwen, zoals veel mensen denken. Het gaat om inclusie, om gelijkheid in de samenleving. Dat moet het uitgangspunt zijn, niet een tweede gedachte. Anders komt het niet van de grond.’
Ze legt alvast een paar kritische vragen op tafel: ‘Feminisme wordt vaak op een eurocentrische manier benaderd’, waarmee ze bedoelt dat er vaak geen echt debat is. ‘Men gaat ervan uit dat de situatie in de basis goed is, dat er alleen wat aanpassingen nodig zijn, maar ik denk dat we het eerst moeten herdefiniëren: wat bedoelen we eigenlijk met feministisch buitenlandbeleid? Wie wordt er beter van, en met wie voeren we het gesprek erover?’
Ook kan het beleid niet slagen als de vrouwen om wie het gaat er niet bij betrokken worden. Noor pleit voor co-creatie: ‘Zij hebben de kennis in huis over hun eigen situatie, maar bedenk ook hóe je hen erbij kunt betrekken, want ze ervaren barrières. ‘Hoe komen ze bijvoorbeeld aan de informatie? En als ze worden uitgenodigd voor een gesprek, hoe komen ze daar dan? Want soms hebben ze geen toegang tot transport.’
Ashraf hoopt op een meer gendersensitief beleid voor de opvang van vluchtelingen en voor de asielprocedure. ‘Het Nationaal Actieplan 1325 is op veiligheid gericht,’ zegt ze, ‘maar veel vrouwen voelen zich helemaal niet veilig als ze hier de eerste gesprekken voeren. Onderweg hebben ze veel meegemaakt, vervolgens moeten ze hun verhaal doen bij een onbekende. Het zou al helpen als het een vrouw is die de vragen stelt.’
Als een vrouw tegen de IND vertelt dat ze onderweg seksueel is misbruikt, dan komt haar verhaal vaak niet bij het COA terecht, weet Ashraf. ‘Dat heeft met privacy te maken, maar het moet wel anders, want nu blijft het verhaal op één plaats hangen en blijft de vrouw met het trauma zitten.’
Ook moet de vrouw aan kunnen geven wat ze nodig heeft. ‘De huidige asielprocedure is vooral op het proces gericht, maar is er voor een zwangere vrouw een plaats waar ze andere vrouwen kan ontmoeten die hetzelfde hebben doorstaan? Of is er een psycholoog beschikbaar voor iemand die therapie nodig heeft?’
Een gendersensitieve aanpak is geen luxe, maar cruciaal voor de integratie, onderstreept Ashraf: ‘Als je asiel aanvraagt, ga je in de overlevingsstand. Je doet alles wat nodig is en zodra je genesteld bent, denk je: hèhè, eindelijk rust. ‘Maar als er nog geen mogelijkheid is geweest om dingen te verwerken, dan komt alles pas op dat moment naar boven – en dan kun je in een isolement belanden. Dan trekt iemand zich veelal in de eigen gemeenschap terug, dan wordt diegene heel conservatief. ‘Het kan dus helpen als ze hun mentale bagage al aan het begin van het proces kunnen parkeren. Wij hebben allerlei methodieken die je voor een gendersensitieve aanpak kunt gebruiken en er zijn nog veel meer organisaties die er kennis over in huis hebben.’
Ze weet dat sommige IND- en COA-medewerkers uit zichzelf een cultuur- en gendersensitieve aanpak inzetten. ‘Dat is mooi, maar niet iedereen doet dat – wat ik niemand kwalijk neem, want ze hebben het druk en moeten zich aan processen houden. Maar daarom is het juist zo belangrijk dat er beleid wordt ontwikkeld; dat kan heel veel problemen oplossen.’
Kader:
Anila Noor is directeur van New Women Connectors, een Europees netwerk voor internationale lobby rond migratie, asiel en inclusief beleid. Het wil de stemmen van migranten- en vluchtelingenvrouwen in Europa aan beleidsmakers, politici, overheden en internationale organisaties laten horen.
Tahmina Ashraf is directeur van Voice of All Women, dat zich op de empowerment en steun aan vrouwelijke vluchtelingen en asielzoekers in Nederland richt. Ze wil gendergelijkwaardigheid in gemarginaliseerde gemeenschappen in Nederland, Afghanistan en wereldwijd bewerkstelligen.
Dit verhaal is verschenen in de special van Vice Versa over een Feministisch Buitenlandbeleid.
Afstemmen met Afrika
Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.
Lees artikelDavid Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden
Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.
Lees artikelPinksterzaterdag op de A12
Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’
Lees artikel