De opkomst van het wereldwijde web heeft het feminisme voor nieuwe kansen èn uitdagingen gesteld, ziet de Zuid-Afrikaanse Jan Moolman. Een gesprek over de genderkloof, onlineactivisme en digitale pioniers. ‘Het is een misverstand aan te nemen dat we online ooit one big happy family zullen zijn,’ zegt ze, ‘want dat zijn we offline óók niet.’ Maar de hoop voert de boventoon.
Met het internet heeft Jan Moolman een haat-liefdeverhouding – of, beter gezegd: met het internet zoals het nu is. De Zuid-Afrikaanse feminist coördineert het vrouwenrechtenprogramma van APC, een internationale netwerkorganisatie die ICT voor sociale rechtvaardigheid inzet.
Haar doel: online een omgeving creëren waar iederéén zich thuis voelt. ‘Nu zijn het de white boys uit Silicon Valley die bepalen hoe het internet er voor iedereen uitziet’, zegt ze. De opkomst van het internet heeft het feminisme veel gebracht, en als Afrikaanse vrouw ondervond Moolman dat aan den lijve: ‘Ik kreeg opeens toegang tot een schat aan informatie.’

Jan Moolman
Met een paar muisklikken ging er een wereld voor haar open: op blogs als HOLAAfrica! en Adventures from the Bedrooms of African Women kreeg ze een intiem inkijkje in de ervaringen van andere Afrikaanse vrouwen met liefde en seksualiteit. ‘Het internet geeft een stem aan mensen die hiervóór niet gehoord werden’, zegt ze. ‘Dat is een klassiek feministisch thema.’ Maar er bleek ook een keerzijde aan de opkomst van het web te zitten. Toen het internet zoals we dat nu kennen in de jaren tachtig ontstond, was het omgeven door utopische verwachtingen. Deze nieuwe en revolutionaire technologie – democratisch en gedecentraliseerd – zou iedereen ter wereld met elkaar verbinden. Het idee was dat internet een grote gelijkmaker zou zijn, en daar zouden vooral minderheden en gemarginaliseerde groepen van profiteren. ‘Dat was natuurlijk erg naïef’, verzucht Moolman.
Van dat oorspronkelijke utopisme is intussen weinig meer over. Klokkenluider Edward Snowden toonde in 2013 aan hoe overheden het internet gebruiken om burgers te bespioneren en in documentaires als The Social Dilemma bieden de architecten van sociale-mediaplatformen hun excuses aan voor de scrollverslaving en de onlinebubbels die ze hebben gecreëerd.
Voor vrouwen in het bijzonder, ziet Moolman, is het wereldwijde web regelmatig een onguur gebied: ‘Het is niet verrassend dat bestaande machtsstructuren en misogynie ook online de kop op staken – dat hadden we kunnen weten.’
Ze wijst naar de alomtegenwoordigheid van ‘online gender-based violence’. Deze relatief nieuwe term omvat de uiteenlopende manieren waarop vrouwen op het internet worden lastiggevallen en geïntimideerd: van cyberstalking tot en met wraakporno. Ook zijn vrouwen – met name als ze hun mening geven – bij uitstek slachtoffer van nepnieuwscampagnes. ‘Die zijn vaak specifiek gericht op vrouwelijke journalisten en politici.’
APC is in 1990 opgericht, toen het web nog in de kinderschoenen stond. ‘We begonnen als een netwerk van vrouwen en organisaties uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika die geïnteresseerd waren in nieuwe communicatietechnologieën.’ Het geeft advies aan de Verenigde Naties en publiceerde in 2016 een manifest, opgesteld na consultaties met meer dan honderd feministen, dat de contouren van een nieuw soort internet schetst. ‘Er kwam steeds meer oog voor het politieke aspect van het web’, zegt ze.
Twee jaar voor de start van APC, in ’88, werd Nederland als tweede land ter wereld op het internet aangesloten. Onder minister Liesje Schreinemacher is digitalisering nu een van de speerpunten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid geworden. Dat is op zich een goede zaak, vindt Jan Moolman, máár: ‘Internet is dus niet neutraal’, drukt ze de minister op het hart. ‘Vrouwen hebben andere ervaringen dan mannen en in het Mondiale Zuiden zijn er weer andere uitdagingen dan in het Westen.’
Zoals internettoegang. Terwijl meer dan negentig procent van de mensen in het Westen op internet kan, is een verbinding in grote delen van de wereld nog steeds een luxe. ‘Deels komt dat door de kosten: het is in veel zuidelijke landen verschrikkelijk duur.’
Moolmans zus vertelde haar ooit dat ze tijdens online universiteitsexamens telkens moest afwegen welke vragen ze wel of niet zou beantwoorden. ‘Ze had niet genoeg data om de hele toets in te leveren.’
En naast deze digital divide tussen Noord en Zuid is er ook sprake van een digital gender gap: vrouwen hebben minder toegang tot internet dan mannen – vooral in het Zuiden. Volgens de World Wide Web Foundation hebben mannen tot ruim vijftig procent meer kans om internettoegang te hebben dan vrouwen, in de minst ontwikkelde landen. Afrika is het enige continent waar die kloof groter lijkt te worden.
De ngo Plan International vroeg zich na de bekendmaking van de Nederlandse beleidsplannen dan ook af hoe die ‘ten goede komen aan meisjes die nog nooit met wifi verbonden zijn geweest’. Moolman is het ermee eens. Bovendien: ‘Vrouwen in het Zuiden hebben – net als iedereen – het rècht om op internet te gaan. Het gaat om keuzevrijheid.’
Toch weten steeds meer Afrikaanse vrouwen de weg naar het web te vinden. Volgens onderzoeksbureau Afrobarometer is het aantal vrouwen dat regelmatig online is in vijf jaar tijd meer dan verdubbeld, van elf naar 26 procent. In veel gevallen gebruiken ze hun internetverbinding als activistisch middel, ziet de Oegandese blogger en journalist Rosebell Kagumire. In een artikel op nieuwsplatform The Elephant schrijft ze dat er in Afrika een vierde feministische golf opkomt, waarin het gebruik van digitale middelen centraal staat.
De hashtag #SudanWomenProtest vormde het startschot van de protesten die in 2019 een einde aan het bewind van dictator Omar al-Basjir maakten en in Nigeria waren onlinefeministen aanjagers van de #EndSars-demonstraties tegen politiegeweld.
Tegelijkertijd is de opkomst van het internet een tweesnijdend zwaard, ziet Kagumire. Toen een bekende Oegandese dichter op Facebook kritiek uitte op de overheid omdat die geen maandverband aan tienermeisjes beschikbaar stelde – die daardoor niet meer naar school gingen –, kwam dat haar op een jaar gevangenisstraf te staan.
Overheden deinzen er niet voor terug het internet plat te leggen of dissidenten online te bespioneren. Meerdere Afrikaanse regeringen zijn onlangs in verlegenheid gebracht toen naar buiten kwam dat ze van de beruchte spionagesoftware Pegasus gebruikmaakten, van het Israëlische bedrijf NSO. ‘En het zijn altijd de gemarginaliseerde groepen’, zegt Moolman, ‘die het hardst geraakt worden.’
Een paar jaar geleden kreeg APC van steeds meer vrouwenrechtenactivisten te horen dat hun Facebook-pagina’s werden geblokkeerd. Ze gebruikten hun onlinebereik om aandacht voor de positie van vrouwen te vragen en om sociaal gevoelige thema’s bespreekbaar te maken.
Moolman: ‘Hun berichten werden massaal gerapporteerd en als “ongepast” aangemerkt. Als er veel meldingen komen, worden de gerapporteerde profielen verwijderd.’ Het Facebook-beleid werd gebruikt om onwelgevallige meningen in de kiem te smoren. ‘We zien het steeds vaker gebeuren bij vrouwen die opkomen voor hun rechten – of voor de rechten van andere groepen.’
Het komt deels voort uit een blinde vlek bij de grote techbedrijven: Facebook, Twitter en Google. ‘Als het om contentbeleid en gebruikersvoorwaarden gaat, gebruiken ze een one size fits all-benadering. Er is daarbij geen oog voor de lokale context – en dus ook niet voor hoe het beleid gemarginaliseerde groepen raakt.’
Het stemt haar bezorgd dat de grip van Silicon Valley op het web steeds sterker wordt. ‘Het is verontrustend dat het internet steeds meer in handen van drie bedrijven komt: zij bepalen alles voor de rest.’
Meer internettoegang in het Zuiden is nodig, vindt Moolman, maar je moet ook kijken wat voor uitwerking digitalisering op gemarginaliseerde groepen heeft. En ‘daar is de intersectionele bril voor nodig’, zegt ze.
Digitale technologie is potentieel emancipatoir, maar kan vormen van onderdrukking juist ook versterken. ‘Stel dus altijd de vraag: wat zijn de gevolgen voor meisjes, of voor seksuele minderheden?’ Of, anders gezegd: tot *welk internet wordt hen precies toegang geboden?
Het internet moet volgens Moolman gedekoloniseerd worden – en dat is deels een kwestie van geld. Arme landen profiteren op dit moment nauwelijks van de digitale revolutie: volgens VN-organisatie UNCTAD komen de opbrengsten van onlineplatformen voor negentig procent ten goede aan Amerikaanse en Chinese bedrijven.
Maar ook wat het taalaanbod betreft is het huidige internet koloniaal, vertelt ze. ‘Platformen worden op dit moment gedomineerd door het Engels’, wat ervoor zorgt dat culturele diversiteit online wordt uitgevlakt, maar ook dat internet minder toegankelijk is. ‘Je kunt grote sociale-mediabedrijven vaak alleen maar in het Engels benaderen.’
Ook moeten de platformen gedemocratiseerd worden, denkt ze: ‘Laat mensen stemmen over de functies die erop worden aangeboden, of over de regels die worden gehanteerd – dat is op dit moment totaal ondoorzichtig.’ De techreuzen beweren dat ze bereid zijn te hervormen, maar in hoeverre dat oprecht is moet volgens Moolman blijken. ‘Er moeten vooral meer alternatieven komen.’
En de alternatieven zíjn er, ziet Moolman: aan de randen van het web wordt het internet opnieuw uitgevonden. Manyverse is een gratis sociaal medium ‘without the bad stuff’, dat de privacy van gebruikers wel respecteert, niet in handen is van een bedrijf en geen advertenties toont.
Braziliaanse activisten lanceerden berichtendiensten die internetshutdowns kunnen weerstaan en feministische hackers uit Brazilië en Mexico bedachten zelfs een open source-, draadloos netwerk dat helemaal los van het internet staat en gebruikt kan worden om op een veilige manier digitale content te delen. ‘Er moet veel meer energie naar dat soort initiatieven gaan’, zegt Moolman dan ook.
Want hoewel zij erin slagen een radicaal andere visie voor het internet te schetsen, is het op dit ogenblik vechten tegen de bierkaai. ‘Zij bevinden zich nu vooral nog in de marge; er zijn veel meer investeringen nodig.’
De Nederlandse overheid kan een rol spelen in dat proces – al moet ze haar koopmansgeest dan wel laten varen. Moolman: ‘Er moet vooral op een andere manier naar het concept innovatie worden gekeken. Nu wordt het nog op een heel kapitalistische manier gedefinieerd: nieuwe technologieën en platformen moeten bovenal veel geld opleveren.’
Fuxico, Manyverse en gelijksoortige initiatieven zijn door die bril bezien dus niet innovatief. ‘Ze zijn open source en maken veelal van gratis software gebruik – het maken van winst staat niet centraal.’ Maar juist omdat ze voortkomen uit de behoeften van gebruikers en lokale gemeenschappen zijn ze zo waardevol, zegt Moolman. ‘We moeten mensen in staat stellen op hun eígen voorwaarden online te actief te zijn.’
Hoewel er nog een wereld te winnen is, geeft het werk van de digitale pioniers haar hoop. Ook de groeiende aandacht voor de problematische kanten van het huidige internet – wit, westers en patriarchaal – is volgens haar een goed teken.
Maar, benadrukt ze, het internet zal nooit perfect zijn. De virtuele wereld heeft veel te bieden, zeker aan mensen die aan de zijlijn staan, maar een gezonde dosis realisme is op zijn plaats. ‘Het is een misverstand aan te nemen dat we online ooit one big happy family zullen zijn, want dat zijn we offline óók niet.’
Dit artikel is eerder verschenen in de special van Vice Versa over een Feministisch Buitenlandbeleid.
Afstemmen met Afrika
Ruerd Ruben heeft de nieuwe Afrika-strategie van Nederland doorgevorst en ziet dat het de goede kant op gaat, al bemerkt hij ook nog wat ‘onderliggende spanningen in de voornemens’ – en zet hij er voor Vice Versa vier op een rijtje, die verdieping verlangen.
Lees artikelDavid Heyer weet hoe ontwikkelingsgeld beter besteed kan worden
Kleine goede doelen zijn snel, flexibel en innovatief. De lijntjes zijn kort. Door de jarenlange samenwerking met hun partnerorganisaties kan op maat en vraaggerichte ondersteuning gegeven worden. En samen hebben die kleine goede doelen veel impact. Heel anders dan door de overheid gesteunde programma’s. Die zijn vaak log, werken vanuit hun eigen focus en kennen lange procedures. Dat vindt David Heyer. Hij is Hoofd Fondsenwerving en Programma’s bij HospitaalBroeders. In zijn boek Wie heeft het geld opgegeten? legt hij uit hoe het ander kan. Yvonne van Driel sprak met hem.
Lees artikelPinksterzaterdag op de A12
Hans Beerends (91), over wie eerder dit jaar het boek Levenslang Activist verscheen, was er uiteraard bij tijdens de grote klimaatdemonstratie op Pinksterzaterdag. Een persoonlijk en hoopvol verslag. ‘De populariteit is zo groot omdat steeds meer mensen, mede dankzij dit soort acties, het klimaatprobleem onderkennen en omdat het consequent geweldloos is. Er wordt niet gescholden naar de politie en demonstranten gaan theatraal tegenstribbelend of charmant wandelend mee naar de ‘boevenwagen.’
Lees artikel